Aan den Heer Bevelhebber der Kommandantur te Aalst
Mijnheer de Bevelhebber,
Wij hebben eene afvaardiging ontvangen van de vluchtelingen uit Zarren en Staden die hier zijn ingekwartierd.
Deze lieden klagen bitter dat ze hier zoo moeilijk aan eetwaren geraken. Zoo, bij voorbeeld is het hun schier onmogelijk aardappelen aan te koopen. Van een andere kant beweren zij dat de meesten van hun in hun geboorteplaats uitgestrekte aardappellanden bezitten die nog moeten ingeoogst worden.
Zij vragen derhalve dat deze aardappelen zouden mogen worden geoogst door de personen van Zarren die in Thourout moeten achterblijven zijn en hun door de Duitsche Overheid zouden worden toegezonden. Ofwel, dat een deel der mannen van Staden en Zarren zouden mogen voor eenige dagen terugkeeren naar hun geboorteplaats om er den oogst te doen en, na aftrok van het deel bestemd voor het leger, het overschot naar Ninove zou mogen zenden.
Wij verzoeken U, Mijnheer de Bevelhebber, deze zaak met welwillendheid te onderzoeken en bieden U de verzekering onzer hoogachting.
De Burgemeester
ASN