We komen in Oostende aan op 2 oktober om 2.45 u. Op dit vroege uur kon ik er mij niet toe brengen om een slaapplaats te zoeken en ik beslis om evenals mijn reismakkers de rest van de nacht door te brengen in een treincompartiment. We openen een stilstaande trein en we installeren er ons.
Om 6.30 u. ga ik naar mijn oude vriend Polydore Staels met de bedoeling om er mijn bagage te deponeren. Ik word er enthousiast onthaald door de ganse familie en word gedwongen met hen te lunchen en te dineren. Brave mensen! Ik vind ze terug zoals ik ze dag op dag tien jaar geleden in de goede stad Oostende heb verlaten. In welke omstandigheden kom iker nu aan. Gevlucht zoals we zijn voor de Teutoonse zondvloed, komen we er niets anders dan vluchtelingen tegen van over het ganse land. Onder hen veel uit Mechelen.
Op het stadhuis waar ik naar toe ga om een logement te krijgen - omdat alles overvol zit -, ontvang ik een biljet voor het Hotel du Dornier op het Wapenplein waar ik me installeer. Om 20 uur ga ik naar de Universel[1]waar ik mijn oude Oostendse kennissen aan hun oude tafel terugvind. Natuurlijk praten we over de tijd waar we bijna alle avonden op dezelfde plaats zaten en over de gelijkenissen tussen vroeger en vandaag.
Arm België, dat kleine hoekje van West-Vlaanderen is alles wat ons nog rest van ons vaderland. Voortgaande op mensenmassa in de Oostendse straten zou men zich in het volle seizoen wanen, maar als men wat nauwkeuriger kijkt, zijn het niet dezelfde mensen. Het zijn niet anders dan vluchtelingen. In lange rijen ziet men ze geladen met bagage van het station naar de steigers gaan van waar ze naar Engeland zullen gebracht worden. Dat gastvrije land heeft het op zich genomen om hen onderkomen en bestaansmiddelen te geven. Terwijl ik de Kapellestraat naar de zeedijk oversteek, wordt ik om de vijf voet tegengehouden door een of andere kennis. En altijd en opnieuw zijn het dezelfde vragen die men stelt: Welk nieuws? Denken jullie dat de Duitsers ooit hier zullen komen. Denk je niet dat het tijd is om verder te gaan! Etc… Vluchten, altijd vluchten, ziedaar ons perspectief en nochtans de enige bekommernis van onze landgenoten.
[1]Een bekend Oostends restaurant waar Liessens tijdens zijn verblijf in Oostende regelmatig ging eten.