Allerheiligen. Sinds gisteren zijn we hier met een verschrikkelijk weer gezegend. Een razende orkaan heerst over Calais. Er valt een hevige regen die de dagen nog triestiger maakt dan ze al zijn. Ondanks het weer worden de kerkhoven veel bezocht en overal worden kransen neergelegd op de graven van de soldaten die gevallen zijn voor het recht en de vrijheid.
Ik ben zeer gedeprimeerd door het uitblijven van nieuws van mijn familie. In de gelukkige tijd toen het nog vrede was, brachten we deze dagen in de familie door. Na onze plichten aan onze betreurde doden op het kerkhof van Willebroek, brachten we de dag door bij mevrouw Thomas. Wat is er van deze gemeente sindsdien geworden? Geen vaderlijk huis meer, geen gelukkige bijeenkomsten meer. Ver van mijn lieve vrouw en klein Augustake. Ver van mijn huis, levend in een vreemde kamer, niemand dicht bij mij die wat affectie vertoont. Bediend voor mijn geld en gehaat door velen, vooral door de plantrekkers, omwille van de positie die ik bekleed, en van de onophoudende jacht die ik op hen maak. Door hieraan te denken word ik triestig en ontmoedigd.