Vandaag wordt mijn liefste Augusta zeven jaar, en ik zal niet bij haar kunnen zijn om samen met mijn lieve Mélanie haar verjaardag te vieren. Al de mooiste jaren van mijn kind worden me ontstolen. Wanneer gaat dit miserabel bestaan eens voorbij zijn? En toch mag het nu niet eindigen, we moeten eerst nog naar Duitsland. In dat land van bandieten dat de oorzaak is van al ons ongeluk en pijn. We moeten ons nog kunnen wreken. Ruïnes en rouw moeten er opgestapeld worden, net als bij ons. Ook daar moeten verjaardagen afgezonderd doorgaan, maar dan voor eeuwig. Wee de Pruisen die er zullen tegenkomen. Dat ras zou van de aardbol moeten verdwijnen. Maar aangezien we hen niet volledig zullen kunnen uitroeien, moeten we zo veel als mogelijk uitschakelen. Ja, geen medelijden. Onze wraak moet van die aard zijn dat ze er de volgende eeuwen nog de gevolgen van dragen. En zoals onze contreien ooit geterroriseerd werden door de Noormannen, moeten zij doodsbang worden enkel bij het horen van de naam Belgen: “van de razernij van de Belgen verlos ons Heer”.