Het weer is nog steeds afschuwelijk. Sedert dinsdag (het is vandaag zaterdag) heb ik in mijn geneeskundige formatie dagelijkse uiteenzettingen georganiseerd, beurtelings voor alle officieren van mijn sectie. Ik ben begonnen met een causerie van twee dagen over de verstikkende gassen die gebruikt worden. Wanneer ik mijn uiteenzetting vandaag wou beginnen, werd ik aan de telefoon geroepen bij de luitenant-generaal, die me liet weten dat hij me om 13u45 mijn medaille van de Kroonorde wou opspelden, die me onlangs toegekend werd, in het bureau van de generale staf van het 8ste linieregiment, in aanwezigheid van alle officieren. Op het afgesproken tijdstip kwam de generaal aan en sprak me onmiddellijk toe: « Mon cher Liessens, le Roi m’a chargé de la très agréable mission de vous remettre le bijou de l’Ordre de la Couronne que vous avez si bien méritée. Toujours on vous trouve présent, non seulement présent de corps mais aussi d’esprit. On vous trouve toujours prêt à rendre service à tout le monde. Je vous félicite vivement ; » et me prenant la main, « je vous ai déjà dit ma façon de vous juger quand j’ai eu l’occasion remettre la croix de guerre. » Daarna speldde hij me de medaille op de borst. Wanner ik hem naar zijn wagen begeleidde hield hij halt en zei nog dat zijn echtgenote verwachtte dat ik een paar dagen bij haar zou gaan doorbrengen. Ik vroeg hem om een geschikte datum vast te leggen. Hij antwoordde: “Ga maar wanneer u wil, het is aan u om te beslissen.” Ik beloofde dan dat ik zou gaan wanner het weer opnieuw mooi zou worden. Wanneer de luitenant-generaal vertrokken was werd ik nog gefeliciteerd door de kolonel van het 8ste en alle officieren die hem omringden.