Ik kom net terug van het concert in Poperinge. Het was eerder middelmatig. Hieronder het programma dat vanop een verhoog door een Engelse officier voorgesteld werd:
- Cinema (oorlogstaferelen);
- Zang door commandant De Groote;
- Piérart met zijn repertoire;
- Vioolstukje door een plaatselijk meisje;
- Cinema (een tamelijk goede bokskamp)
- Cinema (wat een achterlijk gedrocht. Nooit zag ik zo’n stupiditeit).
Het is nu al drie jaar dat ik voor vreemden speel. Wanneer zal in nog enkel voor mijn twee teergeliefden zal spelen? Dat het maar vlug komt, want dan zal het gedaan zijn om de anderen te vermaken. Ik zal me gans de tijd bezighouden mijn Augustaken de kunst bij te brengen die me zo vaak troost heeft gebracht gedurende de ongelukkige maanden van ballingschap, evenals de wetenschappen, waarvan de studie ons opbeurt en helpt om de lange scheiding te verdragen.
Maar ik stel vast dat ik vergeten ben om te zeggen dat de stad Poperinge er maar belabberd uitziet, na de talrijke bombardementen die ze te verduren heeft gekregen. Veel gebouwen liggen volledig in puin, vooral in de buurt van het station, van andere is de voorgevel ingestort, van nog andere is de dakbedekking weg en zijn er geen vensters meer en zijn er gaten in de gevel geslagen door de projectielen.
In de tuin van het lokaal waarin het concert gegeven werd, in de Hondstraat, is een enorme krater geslagen door de inslag van een obus. Merkwaardig genoeg zijn de ruiten van het gebouw en de serres naast het gat, omzeggens niet geleden. In gans de stad zijn er ruïnes, er is niet een straat die niet geraakt werd.