Ons feest heeft eergisteren met een groot succes plaatsgevonden. De zaal zat barstensvol. Het midden was ingenomen door de officieren, de zijkanten evenals het platform door de soldaten. Het was onmogelijk om een man meer te plaatsen. Tussen de genodigden situeerden zich op de eerste rij luitenant-generaal Michel commandant van onze divisie, de Franse luitenant-generaal Rouquerol, generaal-majoor Bosquet, de Franse kolonels Lagrenée en Parisot, de Belgische kolonels Beuarain, Slingemeyer, Deisser, de luitenant-kolonels Wallens, Ghislain, Gateau, en de dierenarts Detournoy. Veel majoors, een hoeveelheid Franse en Belgische officieren, de burgemeester van Wulpen en drie dames waaronder mevrouw Dussart, weduwe van de kolonel van het 11de Linieregiment die bij het begin van de oorlog in Luik gedood werd.
Om 15 uur precies zette het orkest mijn triomfmars in Zij werd luid toegejuicht. Het was de luitenant-generaal Michel die hiertoe het signaal gaf terwijl hij zich naar mij keerde. Wanneer de rust was weergekeerd riep hij mij bij zich om me geluk te wensen en ook om te zeggen dat hij mij uitnodigde op het diner bij hem in het algemeen hoofdkwartier de 6de.
Het eerste deel waarin ik de zangers op de piano begeleidde verliep met een groeiend succes. Gedurende de thee die in de barakken tegenover het theater werd opgediend ben ik gelukgewenst door alle aanwezige autoriteiten. De Franse kolonel Lagrenée, die zich tot mij richtte zei: ‘Ik weet niet hoe ik je moet aanspreken, maar laat me toe u te zeggen: Meester, ik wens je proficiat’. Meerdere keren had ik een gesprek met de luitenant-generaal die bij me aandrong om tijdens het tweede deel opnieuw mijn triomfmars door het orkest te laten uitvoeren. Ook tijdens de thee kwam de getalenteerde zangeres mevrouw de Potter me vragen om in haar album te willen tekenen. Dat zal voor haar een mooie herinnering zijn, vooral omdat zij de gelegenheid had om deel te nemen aan een ceremonie die zich in de loop van de avond nog moest afspelen. Ons tweede deel van het concert was een triomf voor alle muzikanten. Na Manon[1] werd mijn mars hernomen en eenmaal deze gedaan was juichte men me herhaaldelijk toe als auteur en organisator. Wanneer ik rechtstond om te groeten bracht men me een ovatie zoals ik er weinig heb gehad tijdens mijn muzikale carrière, en die ik kon vergelijken met die die men me bracht op 10 december 1913 in Beverloo, met dat verschil dat er veel meer volk was. Ik meen zeker meer dan achthonderd luisteraars. Terwijl ik genoot van dat succes, kwamen de tranen in mijn ogen terwijl ik dacht aan jullie, mijn liefsten, die sinds zo lang van mij gescheiden zijn. Jullie zouden mijn triomf gedeeld hebben en dat zou voor jullie een sterke opbeuring geweest zijn voor die ongelukkige dagen die nog moeten komen.
Nadien voerde men de Marseillaise en de Brabançonne uit, en op uitnodiging van generaal Michel, juichte men de koning toe. Dan volgde het einde, maar alvorens de zaal te verlaten, kwamen alle autoriteiten me nog gelukwensen voor het welslagen van ons concert.
Ik ben vergeten te zeggen dat, gedurende de pauze tussen de twee delen, luitenant-generaal Michel, die wist dat ik de volgende morgen om 7 uur moest vertrekken voor het concert in Wimereux, mij had uitgenodigd om om 7 uur langs zijn hoofdkwartier te passeren, omdat hij me voor mijn vertrek het oorlogskruis wou overhandigen.
Na het feest werden de muzikanten ontvangen in onze persoonlijke mess om er een glas champagne te drinken. Zij waren er allemaal verenigd: generaal Bosquet, kolonel Beaurain, commandant De Groote, muziekmeester Cornez, Tahon, mevrouw De Potter, en nog drie dames waarvan ik hoger heb gesproken en die nichten zijn van De Groote, de commandanten Bruyère, Lecerff, Nuné (?), de kapiteins Honney, Horckmans, Mercenier, en de luitenanten Delaby en Bauters. Ongeveer een half uur na onze aankomst in de mess, verwittigde een telefoon ons dat luitenant-generaal Michel onmiddellijk ging terugkeren om me te decoreren.
Een kwartier later stond zijn wagen inderdaad voor de deur en hij werd binnengeleid in de kamer van de pastoor van Wulpen waar wij ons allen bevonden. Hij nam onmiddellijk het woord en zei: ‘dat de koning hem belast had met een taak die hem welgevallig was, en dat hij mij in zijn naam het Oorlogskruis wou overhandigen die Zijne Majesteit mij onlangs had toegekend’.
En zich vervolgens rechtstreeks tot mij richtend: ‘Mijn beste Liessens, de Koning geeft u, via mij, dit Oorlogskruis dat u zo heeft verdiend voor uw onvermoeibare toewijding’, intussen speldt hij me het ereteken op mijn borst, en me vervolgens bij de hand nemend zegt hij: ‘Ik ben blij om de eerste te zijn om je geluk te wensen, omdat ik je al zo lang altijd lachend zie en u slaagt er in uw optimisme over te brengen op je omgeving; ik bewonder de mensen die altijd lachen, dat is opbeurend voor de anderen. Nogmaals, mijn beste Liessens, gefeliciteerd.’
Ik werd vervolgens gelukgewenst door alle aanwezigen, zowel door de dames als door de officieren. Ik had dan een emotioneel moment als ik er aan dacht dat deze vreemde vrouwen me kwamen gelukwensen, terwijl mijn lieve vrouw en dochter nog lang niet op de hoogte zouden zijn van de eer die me ten deel viel. Na een glas met ons gedronken te hebben, waarvan hij had voorgesteld om het op mijn gezondheid te ledigen, verliet de generaal ons.
Ik vergezelde hem tot aan zijn auto en intussen belastte hij me met een opdracht tegenover zijn vrouw en zijn dochter. Wanneer ik in de kamer terugkeerde werd ik opnieuw toegejuicht door de aanwezigen. De avond werd op een vrolijke manier beëindigd en om 10.30 uur verlieten we elkaar.
Gedurende het avondeten belde de generaal opnieuw om te zeggen dat hij ons zou opwachten de 6de ’s middags om half één om te dineren en enkele minuten later kende hij ons een verlof van twee dagen toe om naar Wimereux te gaan.
Gisteren dus (5 maart) om 7 uur gingen we op weg in de persoonlijke wagen van de luitenant-generaal waarop zijn vaandeltjes wapperden. Onderweg heb ik Georges gezien en heb ik enkele momenten met hem in Calais gesproken. Ik heb van mijn passage geprofiteerd om linnengoed te kopen. Rond tien uur waren we bij mevrouw Michel. We zijn onmiddellijk naar de zaal gegaan waar het concert moest plaatsvinden, met de bedoeling om er een laatste repetitie uit te houden.
Na geluncht te hebben met de vrouw van onze generaal zijn we naar het concert vertrokken.
Het succes was voor iedereen groot, het concert verliep uitstekend. De zaal was gevuld door een bijna volledig vrouwelijk publiek. Vele Belgen waaronder enkele officieren, Fransen, Engelsen (verpleegsters en militairen). De programma’s werden vlot in de zaal verkocht, net zoals de pentekeningen en de kleine schilderijen, ten voordele van het monument[2].
Nogmaals kwamen er ontelbare gelukwensen, ik moet vooral deze vermelden van de sub-prefect van Pas-de-Calais. Ik bezit een krant (de France du Nord van 7 maart dat aan het muzikaal feest was gewijd). Om 17.30 uur werd er door mevrouw Michel aan groot diner aangeboden aan alle muzikanten. Deze dames zijn zeer vriendelijke mensen, en de juffrouw[3] heeft een vrolijk en opgeruimd karakter ondanks haar treurige geslotenheid. Na het diner kwamen meerdere dames ons goede reis wensen. Wij hebben dan vernomen dat de netto opbrengst van het concert ongeveer 1300 frank zou geweest zijn. Lieve Mélanie en Augustake, wanneer de vrede terug is, zullen we dat monument gaan bekijken, ik ben trots te kunnen zeggen dat ik met mijn hierboven vermelde kameraden hiertoe een grote bijdrage heb geleverd. De terugreis was lang. Rond Saint-Inglevert[4] werden we overvallen door mist, en vanaf dat dorp schoot onze reis zeer traag op. Wij kwamen slechts een half uur na middernacht aan.
Het is avond. De opeenvolging van dagen met eerbetuigingen is nog niet gedaan. Ik ben deze morgen rond tien uur opgestaan, omdat ik moe was van al die werkdagen én van die lange reis. Om half één ’s middags bevond ik me bij luitenant-generaal Michel samen met de heren De Groote, Cornez en Tahon om te antwoorden op de uitnodiging voor het diner dat ons is aangeboden. Het was een goed menu en een opgewekte tafel. Van bij mijn aankomst was ik het onderwerp van de attenties van onze generaal, ik zat aan zijn rechterzijde. En dat gebeurde onophoudelijk toen we in het kasteel verbleven waar hij woont. Natuurlijk ging bijna de ganse conversatie over de twee concerten die hadden plaatsgevonden. Bij het dessert toastte de generaal op de vier musici die zijn gasten waren en hij bedankte me voor de medewerking die ik aan het concert dat door zijn dochter was georganiseerd had verleend. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om hem te bedanken voor de aandacht die hij me toedroeg en bewees door me nog zondagavond te komen decoreren. Hij zei: ‘Het spijt me er niet aan gedacht te hebben, maar ik had me een Oorlogskruis moeten laten brengen om je voor de Franse generaals te laten decoreren.’
Eenmaal het diner ten einde stonden we voor de zuilengalerij van het kasteel dat in het midden van een groot park was gelegen, en terwijl wij luchtig aan het praten waren, bevond zich plots, zonder dat iemand het had opgemerkt, de Koning voor ons. Hij schudde ons allen de hand en onderhield zich met de ene en de andere. Intussen kwam de generaal dichter bij en zei dat de koning in Wulpen de barakken ging bezoeken die door mijn regiment waren ingenomen, en hij gaf me opdracht om Zijne Majesteit te volgen. Ik stapte dus in de tweede wagen en enkele minuten later waren we op onze bestemming. Nauwelijks had ik de groep rond de Koning en de generaal vervoegd of Zijne Majesteit richtte zich tot mij “ U bent componist en u heeft hier een mooi concert gegeven om onze soldaten te amuseren, dat is zeer goed en ik feliciteer u hiermee.” Daarna ging het bezoek verder. Tot acht keer toe richtte de koning nog het woord tot mij om inlichtingen te vragen over de gezondheidstoestand, de loopgravenkoorts en de besmettelijke gele koorts. Hij richtte zich tot veel soldaten in het Frans en het Vlaams. En op zeker ogenblik vroeg hij me om het woord plaisanterie in het Vlaams te vertalen. Bij zijn vertrek gaf hij me nog een hand en beloofde me om indien zijn bezigheden het hem toelieten om ons concert van 7 mrt. Mee te maken. De luitenant-generaal verliet me ook met blijken van vriendelijkheid.
[1] De muziekdelen die door Liessens uit de opera van Jules Massenet werden geselecteerd
[2] Het was een benefietconcert voor de oprichting van een Herdenkingsmonument voor de Belgische 4de Legerafdeling in de gemeente Wulpen. De Legerafdeling onder leiding van generaal Michel was in 1914 betrokken bij de verdediging van Luik en Namen en nam actief deel aan de Slag om de Ijzer. Het monument werd opgetrokken in 1919 en een jaar later ingehuldigd in aanwezigheid van koning Albert I.
[3] Dochter van generaal Michel
[4] Santigevelt (Pas-de-Calais)