Tweemaal per week begeef ik me naar de loopgraven, teneinde de hulpposten in onze ondersector te bezoeken, of om een of ander werk te controleren. Ik stel nu vast dat ik die plaatsen nog niet beschreven heb, maar ik ga nu verhelpen aan die vergetelheid.
Eens buiten het dorp van Wulpen, vanaf een huis, dat we omwille van zijn vorm het maison carrée noemen, kom je niets dan ruïnes tegen. Zowel de alleenstaande huizen, als de huizenblokken zijn door obussen platgegooid. Door het steengruis zijn nog enkel de muurvlakken zichtbaar. Drie grote schouwen zijn vernield. Als bij wonder is een vierde rechtgebleven, ondanks de projectielen die men afgevuurd heeft, en dat waren er duizenden. Ongeveer op halve hoogte werd ze doorboord door een obus, maar toch bleef ze recht. Een beetje verder kan men de inplanting van Ramskapelle, met zijn spoorwegstation, nog slechts onderscheiden door steengruis en balken. Voor het station zijn er eenvoudige graven, waarin onze glorierijke doden rusten. Achter het station hebben de overstromingen, die men ter verdediging veroorzaakt heeft, een immens meer gevormd, waaruit hier en daar wat stenen oprijzen: alles wat rest van een woning, een boerderij. Daar steekt een wiel van een omgegooide kar boven het water uit en wat verder staat een kruis, geplant op het graf van een soldaat die daar terplekke gesneuveld is. Een zeer gevarieerde waterflora heeft alles ingenomen en zwermen watervogels: waterhoenen, wilde eenden, kieviten en reigers, hebben zich hier gevestigd. Loopplanken, gebouwd op palen, overbruggen deze enorme watermassa, om toe te laten zich naar de vooruitgeschoven loopgraven te begeven. Om degenen die daar heen gaan aan het zicht van de vijand te onttrekken, werden er maskeringen aangebracht, hetzij in jute, klei of riet. Wat een desolate verwoesting! Wat een triestige indruk gaat ervan uit! Als men eraan denkt dat een dergelijke destructie zich uitstrekt over duizenden vierkante kilometer, vraagt men zich af hoeveel jaren het zal kosten om aan al die terreinen en dorpen hun aanzicht van vroeger terug te geven. Als het ons lukt om de oorlog naar het Duitse grondgebied te verplaatsen, zal hun bevolking kennis maken met alle kwaad van een dergelijk cataclysme dat ze veroorzaakt hebben. We wensen hen ook het fysisch en moreel martelaarschap toe. Ik hoop dat we elk menselijk sentiment zullen vergeten, eens we voet zetten in Pruisen. Als we onderweg een roofdier tegen komen, wordt het vernietigd, alsook zijn nest. De overstroomde gebieden zullen nog lang onvruchtbaar zijn, vermits het water zout is. Iedere kilometer bij ons die onproductief geworden is, moet er een van hen in de plaats komen en daar waar we zijn voorbijgekomen zal geen gras meer groeien. Zoals vroeger moet dat het geval zijn daar waar een paard van hun voorvaderen zijn hoeven heeft gezet. De haat van de Duitsers mag zich nooit meer uitbreiden naar ons ras. Dat moeten we onze kinderen met alle mogelijke middelen inprenten. Elke Belg die nog relaties zou onderhouden met die onbetrouwbaren, moet vervolgd worden.