Vannacht zijn er nog maar eens obussen over ons heen gevlogen om een paar ongelukkige dorpen te gaan beschadigen en dat op het moment dat de kranten vol staan met hun perfide vredesaanvragen.
De lange avonden en nachten breken weer aan. Onze vensters zijn zo klein dat we reeds om 17u30 niets meer zien zonder licht. Op dat moment sluit ik mijn ramen en luiken hermetisch af zoals een zorgzame huisvrouw. Dat zijn we intussen ook geworden, want gedurende de oorlog hebben we geleerd zelfredzaam te zijn, hetgeen goed is, want ons volk zal zijn plan kunnen trekken. Ik heb natuurlijk veel mensen onder mij die ik die taken zou kunnen toevertrouwen, maar niets wordt beter gedaan dan door onszelf. Ik let ook op de verlichting bij de anderen, want het leven van de zieken en gewonden hangt ervan af. De moordenaars in de lucht zouden niet nalaten hun moordende lading te lossen als ze ergens licht zien. Ongelukkiglijk hebben we geen lectuur meer om de tijd te doden. We hebben al zoveel gelezen dat er niets nieuws meer voorhanden is. We kunnen ons ook niets meer aanschaffen omdat de winkels aan het front niet veel te bieden hebben. Weldra zullen we steden innemen, waar we hopen iets te vinden om ons een beetje te verstrooien. Dat gaat voor het ogenblik nog omdat we keuze hebben aan quatre mains voor piano die ik samen met de bataljonsdokter Bessemans, die een uitstekende pianist is, speel. Maar wanneer we zullen oprukken gaan we onze piano kwijtspelen, zodat ook dat vermaak ons zal ontzegd worden.