Het weer is gans de dag erg somber. Om 3 uur ’s morgens nemen de compagnies de hun aangewezen gevechtsstellingen in. De dageraad is pas aangebroken wanneer het wapengekletter losbarst.
Ik woon het gevecht bij, verscholen achter het huis waar ik overnacht heb. Kogels en schrapnels vliegen over onze hoofden. Soms valt er een projectiel op het dak van het huis. Al gauw treft een obus het huis, zodat we verplicht zijn, mijn assistenten en ikzelf, deze schuilplaats te verlaten, en er een andere te zoeken. Vijf minuten nadien moeten we die ook alweer prijsgeven, echter niet vooraleer we een aantal gewonden hebben verzorgd, zoals majoor Detaille. De schrapnelregen achtervolgt ons bij onze terugtrekking. Ik installeer een voorlopige hulppost in Wakkerzeel, die we ook al spoedig moeten opgeven. Een andere post, in een garage in Werchter, moet op zijn beurt geëvacueerd worden, omdat de twee bruggen beschoten worden. Terwijl ik hier de gewonden aan het verzorgen ben, wandelt de koning voorbij de ingang.
Op dat moment krijg ik bevel me naar Schriek te begeven, waar een groot aantal gekwetsten wachtten op verzorging. Na deze opdracht keer ik terug naar Tremelo om mijn regiment te vervoegen.
Het regent en het is duister, het is overigens 21 uur. Ik breng de nacht door op een stoel in een kroeg. Onze troepen van de divisie hebben hun bivak opgeslagen.
Resultaat van die dag. Talrijke doden en gewonden. Bij de vrienden: commandant Piquet, luitenant Arsan de St-Martin, onderluitenant Cannaerts gesneuveld. Majoor Vandeghinste, commandant Gaillard, kapitein Martin, luitenant Hage, onderluitenant De Pauw en commandant Bontingh gewond.
13 september
Reveille om 3 ½ uur. Wanneer ik het café waar ik overnacht heb verlaat, stel ik vast dat ik mij midden mijn bataljon bevind, dat gekantonneerd heeft in de omliggende huizen. We krijgen bevel op te trekken naar de Laak. We zijn nog maar pas onderweg, door een bos, wanneer er schrapnels ontploffen, die 32 van de onzen vellen. In de enige schuur in de omgeving installeer ik onmiddellijk een voorlopige hulppost, waar al die mannen verzorgd worden, waarna ze naar achter geëvacueerd worden. Ondertussen dekt de brigade de aftocht. Om 2 uur in de namiddag is mijn regiment helemaal herenigd, en om 9 uur ’s avonds trekken we Lier binnen, waar we logeren waar we ook maar kunnen.
14 september
De 14de regent het heel de dag. Ik stuur mijn helper op weg om een verblijfplaats te zoeken. Die vindt hij bij dokter Vanden Wijngaert, Grote Markt 56, nabij het stadhuis. Men richt er voor mij een kamer in in een salon op de 1ste verdieping. Gans de familie, zowel de ouders, als de kinderen zijn zeer vriendelijk. Ik ben de kinderen zeer genegen. Omdat ik met hen spelletjes speel, zitten ze alle dagen te wachten op mijn thuiskomst. Waar zijn de gelukzalige avonden gebleven toen ik met mijn kleine Augusta speelde. Wanneer ik die kinderen hoor lachen, herinner ik me de lachbuien van mijn kind, zodat ik me met een zwaar gemoed in mijn kamer opsluit.
Van bij mijn aankomst in deze stad werd ik uitgenodigd op de koffie bij de postontvanger, die ik door toedoen van een van mijn adjuncten had leren kennen (Jonas ?).
15 september
De 15de wordt ik uitgenodigd om daar te gaan dineren. Ik ontvang een brief van mijn moeder die mijn moed versterkt. Ik maak van de gelegenheid van deze vrije dag gebruik om mijn uitrusting te vernieuwen. In het depot koop ik een nieuwe broek, de mijne was immers sedert vijf dagen gescheurd. Ik koop verder nog twee onderbroeken, zes hemden, zes paar kousen om de oude te vervangen. Ik schaf me eveneens een nieuwe veldkepie aan.
16 september
Het regent. De verliezen van de vier regimenten karabiniers bij de gevechten van de 10de tot de 13de dezer waren zodanig groot dat men verplicht geweest is ze samen te voegen, zodat er nu nog slechts twee zijn. Men kiest voor de jongste mensen, zodat ik zonder werk val.
17 september
De 17de september bezoekt de inspecteur van de gezondheidsdienst (Léopold Melis, luitenant-generaal, algemene inspectie, attaché bij het militaire huis van de koning) Lier. Vermits de plaatselijke commandant hem gevraagd had naar een dokter om de gezondheidsdienst van de positie Lier te leiden, liet hij mij roepen, en zegt tegen de commandant: “Ik geef u deze hier, ik weet hoe energiek hij is en ge zult op hem kunnen rekenen: het is de man die ge nodig hebt.”. Ik bedank mijn superieur en treed onmiddellijk in dienst. In de namiddag krijg ik bezoek van mijn schoonbroer Hector die mij nieuws brengt van mijn schoonmoeder en die er zal voor zorgen om het mijne aan mijn echtgenote over te maken.
18 september
In de nacht van de 18de heeft er een orkaan gewoed. Onmogelijk om een oog dicht te doen. Omstreeks 5 ½ uur in de ochtend zie ik mijn regiment vertrekken. Het is een zeer pijnlijke ervaring. Het is verbazingwekkend hoe het gevaar dat men samen gelopen heeft en de gemeenschappelijke ellende, ons dichter bij elkaar heeft gebracht. Al die soldaten zijn nu mijn vrienden. Met spijt in het hart zie ik hen zonder mij vertrekken. Gelukkig bleek het een valse start te
zijn, want ’s avonds zie hen al
terugkeren.