De volgende dagen ga ik in mijn functie naar de depots en verschillende veldhospitalen. Ik moet er zo veel mogelijk zien te bezoeken: het Burgerlijk Gasthuis, het Instituut van het Heilig Hart (soldaten en officieren), de Ursulinen, het Berghmansinstituut, het Coolsinstituut, de Zwarte Zusters, de Jezuïeten, de Dominicanen, de school van het Heilig Hart en Flebus. De 21ste krijg ik een brief van mijn echtgenote en mijn Mousken. Het is rustig in Brussel en ze komen niets tekort. Ze vrezen echter dat ik niet over al het nodige beschik. Geliefde zielen.
Ik kreeg een echt pantservoertuig te zien, het is een geblindeerde automobiel met een koepel. Het is fantastisch en ik verneem dat het de vijandige soldaten een heilige schrik aanjaagt. Kon het ons arm landje
maar verlossen van die wildemannen.