Ik vind toch logement voor ons bij Fintele. In onze sector worden drie Duitsers gesignaleerd. Ze naderen de vooruitgeschoven post nr.2 op de rechteroever van de Ieperlee en onderzoeken de twee posten op de linkeroever. Het bevel wordt gegeven om er niet op te schieten. In de namiddag keren dezelfde Duitsers terug en op het ogenblik dat we ze willen aanvallen, merken we dat ze gevolgd worden door een vijftigtal anderen, waaronder mitrailleurs. De vijf man van post nr.3 moeten zich terugtrekken op nr. 1. De direct bedreigde post nr.2 kiest vurend de aftocht. De Duitsers bezetten posten 2 en 3. Onzeverwittigde artillerie treedt onmiddellijk in werking en bestookt die stellingen. Bij het zesde schot muizen de Duitsers, onder wie verschillende gewonden, ervanonder, elkaar ondersteunend.
Onze mannen achtervolgen hen onmiddellijk en bezetten opnieuw hun stellingen. Daarna wordt alles rustig. Maar de schuilplaatsen zijn vernietigd en de geniemannen worden opgetrommeld om de stellingen in stevige schuilplaatsen te veranderen zodat er twee mitrailleurs geïnstalleerd kunnen worden.
Wij vertrekken met een peloton op verkenning om 19.00 uur. Deze eerste expeditie naar post 3 bezorgt ons een lugubere indruk. Wij moeten ongeveer een halve kilometer afleggen vóór onze eerste linies. Het is erg donker en erg nevelig. We nemen een bootje aan Fort Knokke en varen zachtjes de leperlee op. Links van ons zomen bomen als reusachtige schildwachten de oever af. Hun takken zijn op verschillende plekken afgeschoten, ze bedekken de oever of drijven op het water. Een grote boom die halfweg doorgeslagen is, maakt een bijzondere indruk. De bovenste helft leunt helemaal tegen de buurboom, die hem met zijn brede armen ondersteunt en belet te vallen. Als de wind hen beweegt, schijnt de grote boom zachtjes de ongelukkige tegen zijn borst te wiegen. Wij varen met een bootje dat lekt. Wat verder drijft een verdronken koe te midden van het kanaal. Bij onze doortocht verlaten de ratten het kadaver en duiken met doordringende kreetjes in het water. Rechts van ons is post nr. 1 goed bewaard, aan het oog van de vijand verborgen door een klein bosje. Bij onze nadering kucht de schildwacht, dit is een overeengekomen teken, waarop onze stuurman op gelijke wijze antwoordt. De absolute stilte wordt slechts gestoord door een kleine waterval die van de overstroomde oever neerwaarts murmelt. We naderen de vijand. We twijfelen of hij zich niet opnieuw in de omgevin van onze posten heeft gewaagd en ons wil verrassen. In dat geval zouden we ons niet kunnen verdedigen en zouden wij ongetwijfeld omkomen op dit frêle bootje te midden van de inundatie. Nu links van ons vinden we post nr, 2, die vanmiddag door de vijand werd veroverd en daarna vernield door onze artillerie. We stappen even uit en plaatsen schildwachten in alle richtingen. Dan gaan we snel aan het werk. Met schoppen en pikhouwelen weten onze manschappen op korte tijd de stelling weer in orde te brengen. Zakken met aarde ondersteunen balken en balkjes, waarop weer nieuwe zakken met aarde worden gestapeld. De schietgaten voor geweren en mitrailleurs tekenen zich af en om 03.00 uur is het werk klaar. Geen alarm, geen enkele verstoring, bijna om spijt van te krijgen. We stappen weer in de boot. Om 05.00 uur slaap ik als een marmot bij vader Bartholomeus van Fintele in een klein bed onder de pannen.
Ik ontwaak om 13.00 uur. Men meldt ons dat we vannacht hetzelfde werk als gisteren moeten uitvoeren bij post nr.3, dat wil zeggen bij de sector die het dichtst bij de vijand ligt. We bevinden ons op honderd meter van de vijandelijke schildwachten. Door deze vaststelling is het werk moeilijker en ook door de aard van het terrein, waarin veel stenen steken. Het is een zachte nacht, de sterren fonkelen en de Duitse vuurpijlen werpen voortdurend een verblindende klaarte op het watervlak. Onze mannen werken alsof de Duitsers zich mijlenver bevinden. Hun pikhouwelen en schoppen klinken hard op de pannenbrokken en de stenen. De vijand moet ons bijna zeker zien en horen. Waarom vuurt hij niet.? Is de les van gisteren voor hem voldoende geweest of wantrouwt hij de op een uitdaging lijkende zorgeloosheid van onze manschappen?
Plots barst een gedonder van kanonnen en geknetter van geweervuur los uit de richting van de vijand. Rechts, links, overal hoor je de granaten fluiten. De bodem trilt, de gordijnen van de nacht worden brutaal opengescheurd door bliksems van explosies en door de lichtstrepen van de vuurpijlen. Algauw weerklinken die donderslagen voor, achter, links, rechts als gek geworden echo’s, die afketsen tegen de horizon in alle richtingen Je zou je op het laatste oordeel wanen: de hemel staat in vuur; de schokkende bodem trilt angstwekkend en lijkt tot in zijn diepste ingewanden open te scheuren. Dit verschrikkelijke lawaai rolt in alle richtingen naar de hoeken van de aarde en lijkt op de stem van God als wreker gewekt door de losbrandingen. We hebben ons allemaal vlak bij de vijand op de grond geworpen. Elk ogenblik verwachten we een zware granaat. Ook ik lig tegen de grond, terwijl ik met de vingertoppen mijn trommelvliezen bescherm tegen de losbrandingen en het sinistere gesis. Dat duurt ongeveer een half uur; dat wil zeggen een eeuwigheid. Angstige minuten tikken traag weg. Maar stilletjesaan vermindert de stem van de vijand, getemperd door de slagen van onze artillerie en alles valt stil. Wij herbeginnen aan onze schuilplaats en werken tot 05.00 uur. We zijn gelukkig dat we naar ons kantonnement kunnen terugkeren zonder al te veel onder die furie te hebben geleden. Onze mannen zijn kalm en waardig gebleven. Het zijn van die kleppers op wie je kunt rekenen.