Hevige beschietingen van onze loopgraven met groot kaliber. De granaten vallen op ongeveer honderd meter van mijn schuilplaats. Terwijl ik aan het kijken ben, komt ineens een man in paniek aangelopen en zakt op tien meter van mij in mekaar. Ik haast me naar hem toe, onderzoek hem en stel vast dat hij in de dijen verschillende diepe wonden heeft, veroorzaakt door granaatscherven. Hij zegt me dat hij sergeant is bij de Genie en dat er mannen bedolven liggen. (Zijn naam was Brien Hubert.) Een adjudant van de Genie, Hermes Fernand, hoort dat er soldaten in de problemen zitten en roept me, terwijl hij al in die richting loopt. Ik verbind haastig mijn gewonde, laat hem wegbrengen en spoed me dan ook in de richting van de beschieting, die al de hele tijd voortduurt. De laatste granaat valt er als ik op dertig meter van de plek van het onheil ben. Bij onze aankomst vinden we daar geen levende ziel. Maar plots ontdek ik dan een met vettige aarde overdekte arm die uitsteekt. De aarde die net omgewoeld is, laat zich gemakkelijk verwijderen en ik haal er een onherkenbare man uit. Hij ademt niet meer. Dan bemerk ik wat verder een andere, half zittend, half liggend, met het hoofd geleund tegen een scherpe steen. Een dun straaltje bloed tekent een rode streep van zijn haarlijn tot aan de kin. Ik herken Hermes, die vijf minuten eerder bij mij was weggegaan. Naast hem ligt een andere figuur die wreedaardig is toegetakeld met een enorm gat in het hoofd, de uitgeslagen hersenen liggen rondom hem. Op het identiteitsplaatje lees ik ‘Cornelis Jozef’, een man van mijn eskadron. Nog wat verder sterft een ander slachtoffer van wie de schedel stukgeslagen is door een granaatscherf. Al die ongelukkigen zijn al een geworden met de aarde waarin ze zijn opgenomen. Om die reden hadden wij ze ook niet dadelijk opgemerkt. Aalmoezenier César Van Kerckhove van het 4de Jagers te Paard dient hen de laatste sacramenten toe.Wij omstanders bidden met heel ons hart een De profundis voor de zielenrust van onze onfortuinlijke strijdmakkers. Boven onze hoofden sissen kogels met sinister gefluit. De Duitsers twijfelen of er hulp is komen opdagen op de beschoten plek. We identificeren de bedolven soldaat. Het is Jamar van het 2de Lansiers, 4de compagnie. De man met de scherf tegen het hoofd is Leopold Perret, wachtmeester, van dezelfde eenheid. Cornelis, Jamar en Perret zijn getrouwd en huisvader. Adjudant Hermes was verloofd en had juist een brief geschreven aan zijn welbeminde Mlle Yvonne, Boulevard Argou 101. Een man vol toekomstplannen en vertrouwen. Op zijn hart droeg hij haar portret en een blonde haarlok in een medaillon.
26 november
Hevige beschietingen van onze loopgraven met groot kaliber. De granaten vallen op ongeveer honderd meter van mijn schuilplaats. Terwijl ik aan het kijken ben, komt ineens een man in paniek aangelopen en zakt op tien meter van mij in mekaar. Ik haast me naar hem toe, onderzoek hem en stel vast dat hij in de dijen verschillende diepe wonden heeft, veroorzaakt door granaatscherven. Hij zegt me dat hij sergeant is bij de Genie en dat er mannen bedolven liggen. (Zijn naam was Brien Hubert.) Een adjudant van de Genie, Hermes Fernand, hoort dat er soldaten in de problemen zitten en roept me, terwijl hij al in die richting loopt. Ik verbind haastig mijn gewonde, laat hem wegbrengen en spoed me dan ook in de richting van de beschieting, die al de hele tijd voortduurt. De laatste granaat valt er als ik op dertig meter van de plek van het onheil ben. Bij onze aankomst vinden we daar geen levende ziel. Maar plots ontdek ik dan een met vettige aarde overdekte arm die uitsteekt. De aarde die net omgewoeld is, laat zich gemakkelijk verwijderen en ik haal er een onherkenbare man uit. Hij ademt niet meer. Dan bemerk ik wat verder een andere, half zittend, half liggend, met het hoofd geleund tegen een scherpe steen. Een dun straaltje bloed tekent een rode streep van zijn haarlijn tot aan de kin. Ik herken Hermes, die vijf minuten eerder bij mij was weggegaan. Naast hem ligt een andere figuur die wreedaardig is toegetakeld met een enorm gat in het hoofd, de uitgeslagen hersenen liggen rondom hem. Op het identiteitsplaatje lees ik ‘Cornelis Jozef’, een man van mijn eskadron. Nog wat verder sterft een ander slachtoffer van wie de schedel stukgeslagen is door een granaatscherf. Al die ongelukkigen zijn al een geworden met de aarde waarin ze zijn opgenomen. Om die reden hadden wij ze ook niet dadelijk opgemerkt. Aalmoezenier César Van Kerckhove van het 4de Jagers te Paard dient hen de laatste sacramenten toe.Wij omstanders bidden met heel ons hart een De profundis voor de zielenrust van onze onfortuinlijke strijdmakkers. Boven onze hoofden sissen kogels met sinister gefluit. De Duitsers twijfelen of er hulp is komen opdagen op de beschoten plek. We identificeren de bedolven soldaat. Het is Jamar van het 2de Lansiers, 4de compagnie. De man met de scherf tegen het hoofd is Leopold Perret, wachtmeester, van dezelfde eenheid. Cornelis, Jamar en Perret zijn getrouwd en huisvader. Adjudant Hermes was verloofd en had juist een brief geschreven aan zijn welbeminde Mlle Yvonne, Boulevard Argou 101. Een man vol toekomstplannen en vertrouwen. Op zijn hart droeg hij haar portret en een blonde haarlok in een medaillon.
0 Comments
Leave a Reply. |
Archives
November 2018
|