Aan den Heer Bevelhebber der duitsche Kommandantur te Aalst
Mijnheer de Bevelhebber,
Het zij mij geoorloofd het volgende kenbaar te maken: het is nu toegestaan aan al de molenaars van te malen tot 1 oktober. Al de boeren maken er gebruik van om zooveel mogelijk graan naar den molen te dragen, niettegenstaande dat het graan in beslag genomen is. Hiervoor gaat (…) op zeker oogenblik zich in den toestand bevinden geen graan en ook geen meel voor zich te hebben.
De boeren dragen ook hun meel van eene gemeente naar de andere om geheim te houden hoeveel meel zij hebben. De nood in de stad veel grooter zijnde dan in de landelijke gemeenten en het gevaar inziende dat wij binnen kort geen voorraad in de stad zullen hebben, heb ik de eer U het volgende voorstel te doen:
De Burgemeester of diens gelastigde zal zorg dragen dat den tweemaandelijksche voorraad van het gemeentelijk voedingscomiteit afgeleverd worde. Te dien einde zal hij bericht van opeisching uitvaardigen aan de landbouwers tot bedrag der vereischte hoeveelheid.
Geene landbouwers zullen mogen doen malen zonder schriftelijke toelating van den Burgemeester.
Hoogachtend,
De Burgemeester
ASN