(dit is een vertaling van de originele Franse tekst)
In het jaar 1914, rond de maand augustus, komt een groep van 4 Uhlanen het dorp binnen: de voorwacht, naar men zegt, gestuurd om in onze contreien terreur te zaaien. ’s Anderendaags komt een troep van een twintigtal Uhlanen in de gemeente aan, verspreiden zich in de velden en lossen langs alle kanten geweerschoten, onder het voorwendsel dat burgers zich in de bossen en grachten verstopt hebben. Groot alarm in het dorp, waar men de raad heeft gekregen binnen te blijven en de luiken te sluiten.
Enkele weken nadien, ontvangen we 400 soldaten te paard, Belgische vrijwilligers, klaar om de Duitsers tegemoet te gaan. Ze worden met open armen ontvangen en iedereen verdringt zich om hen enige verfrissingen aan te bieden. In de nacht zet men mitrailleurs op de brug over de Dender, in afwachting van de komst van de Duitse troepen. Wanneer men echter verneemt dat de Duitsers met 10.000 zijn, wordt bevel gegeven terug te trekken richting Zottegem. Enkele van onze soldaten, die op verkenning waren naar Denderleeuw, werden verrast en een van hun kameraden werd gedood.
Enkele dagen later beleefden we hier, zoals overal elders, de vlucht van mannen, genaamd “de vlucht van den zotten maandag”. Er waren geruchten verspreid dat de Duitsers die naar het front optrokken, mannen meenamen, met de bedoeling hen voor het leger uit te plaatsen en hen tot de laatste man te laten doden door onze eigen soldaten. Men vluchtte naar Gent en in de richting van Zottegem, maar wanneer men vernam dat het een vals alarm was, keerde men op zijn stappen terug; men was terug thuis, enkelen nog die avond zelf, de anderen ’s anderendaags.
RAG