15 januari 1915 Dit is reeds de tweede brief van de stad aan Emiel Borms (zie ook 5 januari). De Duitsers moeten wel een bijzondere belangstelling gehad hebben voor de ‘roodschimmelruin’ van de Ninoofse brouwer-slachter… In de brief is er sprake van ‘Duitsche tijd’. Sinds november 1914 werd in het bezette België immers de klok verplicht een uur vooruit gezet. Uit latere omzendbrieven zou blijken dat de Belgen het hiermee (aanvankelijk) niet zo nauw namen…. Aan de heer Emiel Borms Slachter Mijnheer, Op bevel van de Duitsche overheid verzoeken wij U het paard dat verleden dinsdag opgeschreven werd morgen 13 dezer, om 18 ure (Duitsche tijd) opnieuw aan te bieden voor eene tweede keuring te Aalst, op de Graanmarkt. Het paard moet voorzien zijn van toom en stalband. (…) ASN
12 januari 1915 Het gemeentebestuur van Meerbeke wordt verplicht hooi, stro, brandhout,… te leveren aan het station van Geraardsbergen. Meerbeke viel immers tijdens de oorlog onder de Kommandantur van Geraardsbergen. Het gemeentebestuur beklemtoont dat men dit niet allemaal kan leveren en wenst te onderhandelen met de Kommandantur. ASN
9 januari 1915 Dit is een van de vele buitengewone leningen van Ninove bij het Gemeentekrediet. Let op het grote bedrag dat besteed wordt aan een of andere vorm van onderstand aan noodlijdenden. ASN
7 januari 1915
Deze brief van het Ninoofse stadsbestuur roept een aantal vragen op. Wat wordt bedoeld met het ‘Gewestelijk Hulpcomiteit’? Wat moeten we precies verstaan onder het ‘Stedelijk Hulpfonds’? En waarom moet Ninove nu precies een brief beantwoorden aan een voorzitter van het Hulpcomiteit in Goeferdine? Toch is de brief bijzonder interessant omdat hij een beeld geeft van de organisatie van de voedselbedeling in Ninove tijdens de oorlog. Het schrijven situeert zich in een cruciale fase in de organisatie van de voedselvoorziening in alle Belgische gemeenten. Tijdens de eerste oorlogsweken waren overal in het land spontaan hulpfondsen ontstaan waarmee de gemeentebesturen in samenwerking met lokale kapitaalkrachtigen de voornaamste noden probeerden te lenigen. Op het einde van 1914 ontstond vanuit Brussel echter ook het Nationaal Hulp- en Voedingscomité (NHVC) dat tijdens de oorlog nauw samenwerkte met de Commission for Relief in Belgium, een Amerikaanse hulporganisatie. Dit NHVC – in de volksmond het vaak het Komiteit genoemd – ontwikkelde zich tijdens de oorlog tot een bureaucratische administratie die met een gans netwerk van provinciale, gewestelijke en lokale comités de noodlijdende bevolking bijstond. Begin 1915 werden de meeste lokale hulpfondsen in de structuur van het NHVC geïntegreerd, zo ook in Ninove. Uiteindelijk zou Ninove de zetel worden van een regionaal hulpcomité (ook bevoegd voor Okegem, Outer, Nederhasselt,…). De andere gemeenten van het huidige Groot-Ninove vielen onder het regionale hulpcomité van Geraardsbergen. Als we deze historische achtergrond aan de bewuste brief koppelen, wordt een en ander duidelijker. De leden van het ‘Hulpcomiteit’ waarvan sprake, zijn wellicht degenen die in het oorspronkelijke hulpfonds (opgericht in augustus 1914) zetelden. Uit latere documenten zal blijken dat verscheidene personen uit dit stedelijk hulpfonds nadien in het Hulp- en Voedingscomité van Ninove opgenomen werden. De structurering van het NHVC stond in januari 1915 blijkbaar nog niet op punt. Dit verklaart waarom Ninove hier een vraag wordt beantwoord van het ‘Gewestelijk Hulpcomiteit’ van Goefferdingen’. Waarom hier precies Goeferdinge (nabij Geraardsbergen) wordt genoemd, is niet zo duidelijk. Maar vermoedelijk werd in die tijd nog overwogen om Ninove (en omliggende gemeenten) onder het gewestelijk hulpcomité van Geraardsbergen te laten ressorteren. In de brief blijkt ook dat tijdens de oorlogsperiode (minstens) twee hulpinstellingen (theoretisch) naast elkaar bestonden: het Hulp- en Voedingscomité en het Weldadigheidsbureel (of Armbureel). Deze laatste was de gemeentelijke organisatie die officieel was belast met reguliere armenzorg, zeg maar het OCMW van vandaag. In de praktijk werd echter het Armbureel tijdens de oorlog sterk overschaduwd door de werking van het NHVC. Aan den heer Voorzitter van het Gewestelijk Hulpcomiteit te Goefferdingen Mijnheer de Voorzitter Ik heb de eer u het antwoord mede te deelen op de vragen die gij in uwen brief van 28 december komt te stellen: 1° De leden van ons Hulpcomiteit zijn: de Heeren Dr. Behn, voorzitter, Leo Van Impe, schepe(n), Advokaat Declercq, Felix Declercq, Charles Declercq, Dr. De Cooman, Advokaat De Cooman, Notaris Vandevelde, Notaris Van den Berghe, Dr. Prové, Clément Prové, Albert De Mont, Notaris Rens, De Coorde Emiel, onderpastoor Van Hulle, Leo De Mol, Advokaat Kieckens, Jules Van Ham, Aimé Van Belle, Victor De Coster, De Deyn Cyriel, Petrus Fancqué, Haegeman, secretaris. Dr. Behn en advokaat Declercq zullen het geld ontvangen. 2° Het geld zal gestort worden in de kas van het Stedelijk Hulpfonds dienen voor aankoop van levensmiddelen, brandstoffen enz. 3° Het inkas van het Hulpfonds komt voort van omhalingen tot heden bedragen de uitgaven 55.000 frank. 4° De gewone uitgaaf van onderstand voorzien in de begrootingen van het Armbureel voor de jaren 1913 en 1914 bedraagt ongeveer 6000 frank. Het Weldadigheidsbureel ondersteunt nu nog de gewone armen, het Hulpfonds alleen de (…) getroffen door den oorlog. 5° De naamlijst der ondersteunden van het Hulpfonds die elke eene kaart hebben bedraagt heden 780 huisgezinnen of ongeveer 4000 personen. Het Armbestuur geeft aan deze huisgezinnen niets. De lijst der ondersteunden is op het bureel van het hulpfonds ter inzage. 6° Het brood wordt verscheidene malen per week gegeven. 7° Het dagelijks verloren loon loopt voor onze stad ongeveer 9000 frank, gedeeltelijk uit oorzaak van gedwongen werkloosheid en deels omdat de steun der familie ontbreekt. ASN Deze brief van de stad Ninove aan de Kommandantur in Aalst van 7 januari 1915 is een van de vele die de daaropvolgende oorlogsjaren naar Aalst zullen verzonden worden. Dergelijke brieven waren telkens persoonlijk gericht aan de Kommandant in Aalst. Op dat ogenblik was dit Oberstleutnant (luitenant-kolonel) von Kathen, bijgenaamd ‘de Vosse Moustache’. Uiteraard werden de massa brieven uit alle gemeenten van de Kommandantur behandeld door de uitgebreide administratie van de Kommandant. In deze brief gaat het om de opeising van brandhout. Aan den Heer bevelhebber der Duitsche Kommandantur te Aalst
Mijnheer de Bevelhebber In antwoord op Ued. Brief van 6 dezer, hebben wij (…) de eer u te doen kennen dat er alhier geen brandhout voorhanden is. De bakkers schaffen zich het nodige hout voor hunne ovens aan in andere gemeenten volgens hunne noodwendigheden. ASN Pieter Joseph De Coppel
Geboren in Outer op 23 juli 1891 Soldaat 2de kl., mil. 1911, 3de regiment Jagers te voet Werd op 5 januari 1915 opgenomen in de infirmerie van Pihen (Fr.), waar hij een dag later op 6 januari overleed. Deze ongedateerde brief van de stad Ninove aan brouwer-slachter Emiel Borms toont aan dat eigenaars van paarden verplicht werden om hun dieren voor de Duitse overheid ter beschikking te houden. Vermoedelijk gaat het hier om een ‘prijsbeest’ die vrijgesteld was van opeising (zie ook B. Demasure. Boter bij de vis. Leuven, 2014, p. 77-78).
Aan Emiel Borms Brouwer en slachter Wij hebben de eer u te doen kennen dat de Duitsche overheid uw paard, beschreven als ‘Roodschimmelruin’ heeft goedgekeurd en dat dit dier dientengevolge ter beschikking van vermelde overheid dient gehouden worden (…). ASN Eduard Asselman
Geboren in Okegem op 5 september 1884. Soldaat 2de kl., mil. 1904 - 10de linieregiment 1/2 Overleed op 2 januari 1915 in Nieuwpoort (raakte bedolven in een kelder door de ontploffing van een obus). |
Archives
November 2018
|