De Vlaamsche Gazet
Het gemeentebestuur van Aspelare verzoekt het provinciebestuur om kohier van prestaties te mogen afschaffen
"overwegende dat het aantal paarden door de opeischingen der Belgische en Duitsche legerbesturen zeer verminderd is tengevolge van de tijdsomsandigheid..." ASN De gemeenteraad van Aspelare beslist op de zitting van 12 juli:
"… overwegende dat ten gevolge van den oorlog kapitaal steeds schaarser zal worden …om de Luipendaelstraat te kunnen verbreden en omdat hierdoor werkloze lieden aan het werk kunnen wordt door 3 burgers (C. Prieels, G. Soens en G. Van Ongeval) geld geleend aan de gemeente à 3%" ASN Het Schepencollege van Aspelare van 20 april besluit: aan het Nationaal hulp en voedingscomiteit hulpgeld te vragen van eenentwintig honderd en tien francs (de gemeente ziet zich onbloot van dit bedrag om te voldoen aan dringende uitgaven ten gevolge van oorlog ondersteuning van families.)
ASN Uit de beraadslaging van het Schepencollege van Aspelare dd. 26 januari 1915:
“Gezien de onderrichtingen v/h nationaal hulp- en voedingscomiteit Overwegende dat onze gemeente gebrek heeft aan het nodige geld … Om hulp te verlenen aan huisgezinnen die in nood verkeren…” Werd beslist om hulpgeld te vragen aan het comiteit, nl. 3.578 fr. Polydore Casteur
Geboren in Aspelare op 3 juni 1880 Werd door de Duitsers terechtgesteld in Kampenhout in oktober 1914, op beschuldiging van spionage. AR Een reporter van de Nieuwe Rotterdamsche Courant geeft een ooggetuigenverslag van een tocht die hij maakte van Brussel naar Zottegem, via Ninove. Het geeft perfect weer hoe schrijnend en chaotisch de toestand in die eerste oorlogsdagen was.
Dwars door België Brussel, 9 september Van Brussel uit naar het Westen van België werd altijd als een gemakkelijke reis beschouwd, en honderden maakten dan ook steeds van de gelegenheid gebruik, die bestond in het nemen van de tram aan de Porte de Ninove. Met die tram reed men kalmpjes naar Ninove door de Duitsche voorposten, die -als ze eens een kwaadaardigen dag hadden- de paspoorten visiteerden, maar zich er meestal toe bepaalden even te kijken of er ook ergens wapenen verborgen waren, eene noodeloze moeite, daar iedereen er wel heilig op paste geen schietgerei onder bagage te hebben. Nu begon het er echter langzamerhand te spannen en men beweerde, dat tot de insluiting van Antwerpen besloten was, zoodat verder verkeer onmogelijk gemaakt werd. Ik besloot den toestand eens per auto te gaan onderzoeken. Plannen maken is een mooi werk, maar ze uitvoeren is dikwijls niet gemakkelijk. Toen we al in de auto zaten, klaar om te vertrekken, deed het ding eenige rassche ademhalingen, toen kwam een knal en daar stonden we. Een onderzoek leerde, dat de reparatie ten minste tot den avond zou duren. Ik liet dit aan den chauffeur over en toog op weg. Eerst met de tram naar Ninove. Welk eene beweging! Het is eenvoudig onbegrijpelijk, waarvoor die menschenmassa’s zich nog steeds verplaatsen. Van Ninove naar Brussel zijn de trams propvol, en in omgekeerde richting eveneens, klaarblijkelijk voor ’t meerendeel vluchtelingen met kleine, in doeken gepakte, bundels of valiesjes, allen zenuwachtig en angstig, terwijl men van de luchthartige stemming der Belgen niet veel meer bemerkt. Van terugkomende vluchtelingen hoor ik, dat de Duitschers Ninove nu defenitief bezet hebben, en er niemand uitlaten. Nu wordt de stemming in onze tram nog ongemoedelijker, en mismoedig wil het meerendeel terugkeeren. Ze informeeren belangstellend naar mijn plannen, en als ze hooren, dat ik er wel door wil, worden plotseling allen mijn boezemvrienden, en hebben slechts den eenigen wensch met mij mede te mogen gaan. Nu, het is om medelijden te krijgen, een moeder wil naar haar kinderen in Brugge, een jongen naar z’n ouders in Gent, en ik beloof alles te zullen doen om ze erdoor te krijgen. Zoo komen we in Ninove, waar wij met een voerman moeten onderhandelen, die ons per kar naar Sottegem zal brengen. Nauwelijks zitten we echter in de kar of we ontmoeten een tiental dergelijke karren, die volgepakt terugkeeren, en de straten staan vol opgewonden lieden, waarvan ieder raad geeft, ieder iets anders beweert en ieder woedend is, als zijn raad geen ingang vindt. Maar zeker is het, langs dien kant kunnen we niet, en onze voerman slaat een anderen weg voor. Ook die blijkt echter volgepropt met gestopte karren en radelooze menschen. De verwarring is niet te beschrijven! Hieraan moet een einde komen. We laten ons naar het gemeentehuis brengen, waar men ons naar den Herrn Hauptmann verwijst. Hoe dien echter te vinden? Gelukkig ontmoeten we een Feldwebel, en gaan met dien op zoek. Dan krijgen we een luitenant per fiets, die ons naar den Hauptmann zal brengen. Dat lukt na heel wat geloop en gezoek. We vinden hem in het huis van dr. Behn, die blijkbaar hier nog rustig met zijn vrouw woont. De Hauptmann is heel geschikt, maar zegt kort en bondig, dat de Belgen, mannen en vrouwen, er niet uit kunnen, daar deze hunne stellingen zouden verraden. Dat geeft een geweeklaag van belang. Een moeder klemt zich aan mijn arm, en bezweert mij zo niet achter te laten. De mannen echter trekken zich norsch terug en beschouwen het met jaloersche vijandige blikken. Zacht tracht ik het moedertje te weren en ik ben blij, als eindelijk de heele groep achter me ligt. Welk een ellende! Maar de Hauptmann wenkt, hij zal me zelf buiten de voorposten brengen, die een half uur ver liggen. Daar werpen de soldaten verschanschingen op. Nu komt de sprong in het onbekende! Waar zijn de Belgen? Ja, dat weet ik zelf ook niet. Misschien ver af, misschien vlak bij! Voortdurend komen karren en voetgangers binnen. Dezen mogen voorbij, maar niemand mag er uit, ook geen kar, en een vrouwtje dat dit hoort is zoo slim haar passagier uit te laten stijgen vóór de voorposten en met haar kar terug te keeren, die ik dan gelukkig kan huren. De vluchtelingen die van Gent komen, schijnen te meenen dat het –nu de Duitschers in West-Vlaanderen beginnen te opereeren- veiliger is in Brussel dan hier. Velen zijn vroeger uitgeweken en keeren nu terug, maar het meerendeel bestaat uit arme, onwetende landbewoners, die niet weten waarheen ze gaan en door zenuwachtigheid nauwelijks in staat zijn te zeggen vanwaar ze komen, terwijl al hun hebben en houden in een bundel is gepakt. En zoo zie ik er honderden. Mijn vrouwelijke koetsier is erg spraakzaam, en houdt voor elk estaminet stil, om overal concencieus een glas van het ellendige dunne bier te drinken. Intusschen stelt mij dit in staat de menschen uit te vragen. Een Duitsche patrouille passeerde hier vandaag, bestaande uit 20 ruiters en 20 wielrijders. Er schijnen echter ook Belgen te zijn, want de lui spreken van een klein gevecht, waarbij 4 Duitschers gevangen zijn genomen. Inderdaad ontmoeten we bij Aspelaere een deel van de wielrijders, ongeveer 12 man sterk, die ons verdacht aankijken, maar niets zeggen. Ze zien er verhit uit, alsof ze vervolgd worden en schijnen niet op hun gemak. Hen iets vragen, zou slechts onaangename gevolgen voor den vrager kunnen hebben. Men mag hier wel nieuwsgierig zijn, dat is natuurlijk ieder, maar het is gevaarlijk er te veel blijken van te geven. En steeds meer vluchtelingen! Ons vrouwtje roept ze toe: “Zijn uw papieren in orde?” en lacht slim, als ze vertelt dat zij niet zoo dom geweest is om door de Duitsche voorposten te gaan, die haar paard zouden afnemen. “N’est-ce pas, gamin?” zegt ze tegen het paard. De rest van het artikel , in Zottegem, kan hieronder verder gelezen worden. 31 augustus 1914
In het verslag van de zitting van de gemeenteraad van Aspelare van 31 augustus 1914 lezen we ondermeer het volgende: De raad gezien den brief des heeren Gouverneurs van Oostvlaanderen in dato van 14 ll. 5 Afdeeling Nr. 27974 waarbij gemeld wordt dat het Armbureel buitengewonen onderstand mag verleenen aan huisgezinnen die in nood verkeeren ten gevolge van den oorlog mits behoorlijke aanvraag te doen verzoekt het Armbureel eene beraadslaging in deze zin te nemen om aan de goedkeuring der hoogere overheid onderworpen te worden. De raad gezien den brief des heeren Gouverneurs van Oostvlaanderen (sic) dezen in dato van 25 ll. Cabinet Nr. 14055 waarbij gemeld wordt dat voortaan de bloem bestemd voor de bakkers door de zorgen des Burgemeesters rechtstreeks aan de maalderijen moet gevraagd worden. Besluit De bloem noodig om in de gemeente door de bakkers en door bijzonderen verbakken te doen zal door den Burgemeester aan de best gelegen maalderijen gevraagd worden. Zooals in bovengemelden brief bepaald zullen de aanvragers den prijs hunner bestelling bij de aanvraag betalen. Moesten er bij het vervoer der bloem onverwachte welke schade of verlies aan toekomen zoude dezelven door de aanvragers-verbruikers geleden worden en geenzins door de gemeente of door het gemeentebestuur. ASN 30 juli 1914
De oorlog wordt stilaan onvermijdelijk. Ook in onze contreien overheerst de ongerustheid. Dit mag onder meer blijken uit het verslag van de gemeenteraad van Aspelare van die datum, waarin gestipuleerd wordt: "Handhaving der openbare orde Nopens deze zaak. De raad gezien den gewichtigen toestand waarin ons vaderland thans verkeert neemt het besluit het mogelijke te doen om de openbare orde te handhaven. Daarvoor zal de onwerkzame Burgerwacht onzer gemeente opgeroepen worden even als alle burgers van goeden wil. Dag- en nachtafdelingen zullen gevormd worden om de eigendommen en de personen te bewaken en alles te doen wat kan gedaan worden in voordeel van het algemeen welzijn." ASN |
Archives
November 2018
|