De Duitse legerleiding reageerde vrij sceptisch op de eerste onhandige en zwak gemotoriseerde tuigen. Maar toen ze zich ontwikkelden tot snelle en wendbare luchtschepen, die beter presteerden dan de vliegtuigen, kwam daar verandering in. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog versnelde de technische ontwikkeling en de productie van de zeppelins. Zowel het Duitse landleger als de Marine maakten er uitgebreid gebruik van voor verkennings- en bombardementsvluchten.
De zeppelinfabrieken gaven hun luchtschepen een productienummer beginnend met LZ (Luftschiff Zeppelin), gevolgd door een Arabisch cijfer. Luchtschepen voor de burgerluchtvaart kregen daarnaast ook een naam, terwijl militaire luchtschepen een tactisch nummer kregen. Voor de Marine was dat L van Luftschiff, gevolgd door een Arabisch cijfer (bv. LZ36 = L9). Het Duitse landleger nummerde aanvankelijk met Z van Zeppelin, gevolgd door een Romeins cijfer (bv. LZ23 = ZVIII), maar later behield men de productienummers (bv. LZ37) en vanaf de 2de helft van 1915 telde men daar 30 bij (bv. LZ42 = LZ72) om de geallieerden te misleiden over het preciese aantal. Schütte-Lanz luchtschepen werden genummerd met SL en een Arabisch cijfer, voor Parsevals gebruikte men logischerwijze de letter P.
België maakte al in het prille begin van de oorlog kennis met de zeppelins. De bombardementen op Luik op 6 augustus en op Antwerpen op 24 augustus 1914 confronteerden voor het eerst een burgerbevolking met de moderne industriële oorlogsvoering vanuit de lucht. Even later volgden luchtaanvallen op Franse steden. Vanaf januari 1915 werden ook de Britse kuststeden en vooral Londen aangevallen. In België bouwden de Duitsers met dat doel luchtschiphallen in Cognelée bij Namen, Evere-Haren, Etterbeek, Sint-Agatha-Berchem en Gontrode.
De oorlogsvoering met luchtschepen bereikte haar hoogtepunt in het najaar van 1916, toen enkele keren een vloot van tien en meer schepen koers zette richting Engeland. Naast de oorlogsmisdaden in de martelaarssteden en het eerste gebruik van gifgas, droeg ook de inzet van zeppelins tegen de burgerbevolking bij tot het barbaarse imago van Duitsland en het misprijzen van de internationale gemeenschap. De geallieerden sloegen echter terug. Hoe indrukwekkend de luchtschepen ook leken, toch was hun effect op de oorlogsvoering hoofdzakelijk van psychologische aard. Het waren kwetsbare reuzen. Ze werden door lichte artillerie en afweergeschut vrij gemakkelijk neergehaald en vanaf 1915 speelden de technisch steeds beter wordende vliegtuigen ook een rol in hun systematische vernietiging. Voor Duitsland werd het luchtschipavontuur een aderlating, zowel financieel door het verlies van de enorme investeringen, als door het verlies aan geschoolde officieren en manschappen – de Luftschiffer behoorden immers tot de elitetroepen. In augustus 1917 hief het Duitse landleger haar Luftschifferbataillonen op, maar de Marine hield nog koppig vol tot het einde van de oorlog. Bij de wapenstilstand op 11 november 1918 beschikte Duitsland nog over 15 zeppelins. 82 luchtschepen waren tijdens de oorlog verongelukt of vernietigd. Het Verdrag van Versailles verplichtte Duitsland zijn laatste luchtschepen uit te leveren aan de overwinnaars. België kreeg de onderdelen van LZ62-L30.