Otto’s grootouders waren Frans van der Haegen en Jeanne De Mol; ze woonden op de Burchtdam. Frans van der Haegen stamde af van een Ninoofse tak die verder in de tijd teruggaat op een Nederhasseltse stam. Otto was via zijn groot- en overgrootouders ook verwant aan de Ninoofse families De Mol, Van Der Elst, Van Eesbeeck, Stevens, Van Vreckom en Du Four.
Met zijn eerste vrouw kreeg Jan Livien van der Haegen acht kinderen, waarvan er slechts twee meisjes in leven bleven. Uit zijn tweede huwelijk had hij zes dochters. Op 23 mei 1887 beviel Minna ten slotte van een zoon, Otto.
In de herfst van 1909 werd hij opgeroepen tot het commando van het Luftschifferbatallion Nr.1 in Berlijn-Tegel, waar hij een opleiding tot Luftschiffer kreeg. Vanaf 1910 voerde hij een aantal oefenvluchten uit met diverse tuigen als Freiballons, Parsevals, Schütte-Lanz en Zeppelins vanop de basissen van Berlijn, Trier, Metz, Gotha, Baden-Oos, Keulen en Düsseldorf.
Op 21 mei 1912 vloog Leutnant Van der Haegen voor het eerst over zijn geboortestreek, het Siegerland, daarbij toegejuicht door duizenden streekgenoten die hem van op de berghellingen met vlaggen en wimpels toezwaaiden. Een geestdriftige bewonderaar publiceerde er zelfs een versje over:
“Aus Kreuztal Otto van der Haegen,
macht im Ballon manch kühne Fahrt.
Als er nach Böhmen ist geflogen,
hat er’s aufs neue offenbart.”
Op 24 maart 1913 vloog Otto opnieuw over het land van Siegen met LZ9-Ersatz ZII, die gestationeerd was in Keulen-Bickendorf en onder meer werd gebruikt voor scholing en opleidingsvluchten. Hij maakte vanuit de open gondel de eerste luchtopnamen van de streek. Hij fotografeerde onder andere zijn geboortestad Kreuztal en de lokale metaalindustrie.
In Duitsland wordt Otto nog steeds erkend als één van de pioniers van de luchtfotografie. Zijn beeldmateriaal was van militair en cartografisch belang. In de zomer van 1914 maakte hij een studiereis naar Holland, Helgoland en Engeland.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog op 1 augustus 1914 was Leutnant Otto van der Haegen in dienst bij het Luftschifferbataillon Nr. 3 van het 8ste Duitse leger. Otto vloog met LZ23-ZVIII, die in augustus 1914 onder het bevel van Hauptmann Konrad Andrée in Trier was gestationeerd en onmiddellijk werd ingezet voor verkennings- en bombardementsvluchten boven België en Frankrijk.
Al in het prille begin van de oorlog kreeg Otto zijn vuurdoop aan de frontlijn in Frankrijk tijdens de eerste Slag om Lotharingen. Op 22 augustus 1914 voerde zijn luchtschip een verkenningsopdracht uit boven de Franse troepen in de Vogezen. In de buurt van de gemeente Badonviller dropte de zeppelin enkele bommen, die weinig schade aanrichtten, op het 21ste Corps van het 65ste Régiment d’Infanterie Territoriale. Duitse troepen, die meenden dat het om een Frans luchtschip ging, schoten LZ23-ZVIII lek en de Fransen slaagden er in de aangeschoten zeppelin verder te doorzeven. Het gevaarte maakte echter een geslaagde noodlanding in de buurt van de Col de la Chapelotte en de ganse bemanning kon ontsnappen. In een mars van zestien uur door de Vogezen leidde Otto van der Haegen zijn manschappen ongedeerd terug naar de Duitse linies, zodat hij het verslag van de verkenningsvlucht kon overmaken aan de legerleiding. Daarvoor werd hij onderscheiden met het IJzeren Kruis.
Begin april 1915 werd Otto aangesteld tot commandant van het nieuwe luchtschip LZ37, dat werd gebouwd in Potsdam. Dit luchtschip behoorde tot de M-klasse en was daarmee het laatste van een oude en kleinere reeks zeppelins. Klein was natuurlijk relatief: LZ37 was 158 meter lang en had een doorsnee van 14,9 meter. Zijn 18 gascellen bevatten een gezamenlijke inhoud van 22.470 m³. LZ37 vaarde op 3 Maybachmotoren van elk 210 pk en telde 4 mitrailleurs aan boord. Zijn topsnelheid bedroeg 23,4 m/sec.
Op 18 april 1915 haalde boordcommandant Otto van der Haegen met zijn bemanning zijn nieuwe luchtschip op in Gotha om het over te brengen naar zijn eenheidsstandplaats aan de Ossendorfer Weg in Keulen. Door te sterke tegenwind in het Rijndal maakte hij een omweg over het Westerwald en het Siegerland, waar hij van de gelegenheid gebruik maakte om nog een reeks luchtfoto’s van zijn geboortestreek te nemen, onder meer van zijn geboortestad Kreuztal en van Siegen, waar hij naar school was geweest. Bij de landing in Keulen liep het echter mis en raakte de zeppelin ernstig beschadigd.
De herstelde zeppelin LZ37 kreeg op 25 mei 1915 zijn standplaats op het Oefenplein aan de Generaal Jacqueslaan in Etterbeek bij Brussel, met als hoofdopdracht de deelname aan de nachtelijke bombardementen op de Franse en Britse kuststeden en op Londen. De bemanning stond onder de leiding van Oberleutnant Otto van der Haegen, met Oberleutnant Kurt Ackermann als tweede commandant en Bombenoffizier, verantwoordelijk voor de bombardementen.
LZ37 heeft in totaal 14 vluchten uitgevoerd. Zijn laatste was in de nacht van 6 op 7 juni 1915, met de bekende noodlottige afloop. Otto van der Haegen stierf de soldatendood in Sint-Amandsberg, amper 32 km van de geboorteplaats van zijn vader, die 68 jaar eerder van Ninove naar Duitsland was geëmigreerd.
Het volledige artikel over Otto van der Haegen en de Duitse tak van een Ninoofse familie van der Haegen verschijnt in nr. 4 van Het Land van Aalst, december 2015. www.hetlandvanaalst.be