Na het avondmaal keerde ik terug naar mijn kamer, zoals ik nu gewoonlijk deed. Ik hen gelezen tot 22 u 3 en ben dan gaan slapen. Omstreeks 22u45 hoorde ik gehaaste stappen op de trap. Dan werd er luid op mijn deur gebonsd en schreeuwde men me toe dat er ging aangevallen worden, en dat ik me onmiddellijk naar mijn gevechtspost moest begeven. Een tiental minuten later kwam een auto me ophalen, om me naar het ”Maison carrée” te voeren. In die wagen zaten reeds kolonel Bosquet, luitenant-kolonel Beauraing en de adjudanten-majoor Bruyère en Lecerf, die ook hun gevechtspost gingen vervoegen. Reeds onderweg kon ik vaststellen dat het aantal lichtkogels, afgevuurd door de vijand, fors was toegenomen. Er waren ook rode bij, hetgeen betekende “We worden aangevallen”. De gasaanval van de Engelsen was dus begonnen. Eens ik uitgestapt was hoorde ik duidelijk de fusillade die van alle kanten kwam. Kort nadien ging ook de artillerie van beide zijden zich ermee moeien, alsmede de Engelse vloot, zodat de hemel opengescheurd werd door geel-en roodachtige vuurflitsen. Tegen middernacht begon het te motregenen. In het lichtschijnsel van de lichtkogels konden we duidelijk de gaswolk onderscheiden, die naar de vijand rolde. Het vuren zelf wordt verhuld. Dit schouwspel duurde nog tot 1u30, wanneer we de toestemming kregen om terug te keren. Dat betekende dat de gasaanval voorbij was en dat het nu de beurt was aan de Franse infanterie. Onze missie zat erop want we waren daar slechts om tussen te komen in geval de wind zou gekeerd zijn. Om 2 uur lag ik terug in bed en dacht ik aan mijn twee teergeliefden tot het moment dat ik in slaap viel.