Aan den Heer Voorzitter van het Burgerlijk Beheer der Provincie (door bemiddeling der Kommandantur Aalst)
Mijnheer de Voorzitter,
In antwoord op Uwen brief van 5 dezer, geschäftsnummer III 929, hebben wij de eer U te doen kennen dat de duitsche Legers, bij hunne intrede in Ninove opeischingen van levensmiddelen en andere artikelen gedaan heeft. Naar onze schatting, die echter maar nabijkomend kan zijn, belopen deze tot ongeveer 150.000 à 200.000 frank. Een deel der leveringen werd reeds door het Legerbestuur erkend en er werden “Beitreibungsbons” afgeleverd. Deze zijn echter niet betaalbaar op het oogenblik.
Wij herinneren ons dat wij destijds de gedane leveringen wilden betalen bij middel eener leening en dat er ons door Uw Bestuur werd gezegd dat zulks slechts later gebeuren mocht.
Moesten wij verplicht worden de gedane opeischingen te betalen dan zouden wij verplicht zijn eene lening aan te gaan van bovenvermeld bedrag, daar natuurlijk alle rekeningen zouden moeten worden vereffend. Wij staan ook niet in voor de juistheid der rekeningen.
Het is dus onmogelijk te bepalen wanneer de heeren Van Paepeghem, Kina, Verstraeten en Borms zullen betaald worden.
Op bevel: de secretaris Burgemeester en Schepenen
ASN