Via Ramskapelle ga ik naar Nieuwpoort en ik passeer langs de sluizen en afdammingen die de inundatie op peil houden. Die dammen zijn met duizenden vaderlanderkes opgebouwd. Ik neem foto’s, hoewel de Franse autoriteiten dat strikt verboden hebben. Daarna maak ik een wandeling in de stad. Maar wat een verwoesting en wat een ellende. Wat een verschil met het Nieuwpoort van vorig jaar, hoewel toen de meeste huizen ook al beschadigd waren. Maar nu hinderen alle soorten van puin de doorgang van de straten niet meer, want zeworden dagelijks geruimd. De Tempelierstoren is compleet in de vernieling geschoten. Op de Markt is het spektakel betreurenswaardig. Van de Hallen blijft alleen een skelet van vier muren over. De stoere, bijna massieve kerktoren is aan het wankelen gebracht, gescheurd en verkruimeld. Het bedehuis raakt elke dag wat meer verpulverd door de inslag van zware granaten. Daarrond zijn de graven van heldhaftige Fransen blijven aangroeien. De Franse bezetters van de sector onderhouden ze met grote zorg. Hier en daar gapen gaten in de grond voor nieuwe slachtoffers en de Franse poilu’s die ernaast passeren, moeten zich afvragen of ze daar morgen rust en vrede zullen vinden. Want elke dag vallen er nieuwe slachtoffers. In een schuilplaats onder de kerk zelf maken soldaten ringetjes van de grote klokken. Ik koop er eentje. Dat zal tenminste authentiek zijn. Wat verder ligt de begraafplaats van de Afrikanen. De recente constructie van het College is zwaar getroffen.
Ik heb de indruk dat alles wat van de stad nog rest, moet verdwijnen voor men aan de heropbouw zal kunnen denken. Want alles is zo wankel en onzeker dat het onmogelijk en gevaarlijk zou zijn ook maar het minste stukje muur te bewaren. ’s Avonds maken we een indrukwekkende scène mee. Vele vliegtuigen scheren over onze loopgraven in de richting van de vijandelijke linies. Onmiddellijk openen de Duitsers het vuur en weldra merken we in de lucht de rook van schapenwolkjes van shrapnelgranaten. De toestellen vorderen door een regen van projectielen, ze duiken, steigeren, wijken naar rechts of naar links met de bedoeling het Duitse afweergeschut op een dwaalspoor te brengen. Maar algauw keren alle toestellen terug. Behalve één. De piloot daalt tot op driehonderd meter om de Duitsers uit te dagen. Rondom het toestel zie je nog slechts de wolkjes van de shrapnelexplosies. Angstkreten stijgen op in onze loopgraven en hijgend volgen onze mannen de bewegingen van de vliegtuigen. De piloot duikt tot op tien meter, trekt zich op en volgt onze loopgraven op die hoogte van Nieuwpoort tot Pervijze, zonder rekening te houden met de Duitse luchtafweer, die het toestel op die lage hoogte toch niet meer kan treffen. In de loopgraven brengen onze mannen de piloot een daverende ovatie. Bij het overvliegen, zwaait de piloot naar ons, stijgt daarna opnieuw en verdwijnt in de richting van Houtem.