We worden afgelost en brengen de nacht door in post Garnier en omliggende. De wegen zijn volgepropt met kolonnes voetvolk, ruiters, auto’s en wagens, zover het oog kan reiken. Langs beide kanten in de vlakte bivakkeren er troepen en paarden, zijn er keukens en werkplaatsen opgesteld en krioelt een ontelbare menigte. Voor zover je kunt zien, is het een krioelende mensenmassa waarin alle rassen zich vermengen. Tegen Poelkapelle komen wij 23 lichte Renaulttanks tegen. Hadden we die maar in Passchendaele kunnen hebben. Boven ons cirkelen tientallen van onze vliegtuigen.
Het is nacht als we in onze oude stelling aankomen, maar het is onmogelijk ze te herkennen. Alles is zo veranderd: nieuwe wegen, nieuwe munitie en mondbehoeften hebben de plaats helemaal herschapen. Ook draaien wij er twee uur rond vooraleer
elk zijn barak heeft gevonden. Ik laat me doodmoe op een brancard vallen en slaap een ferme roes uit tot ’s anderendaags 10.00 uur.