Aan de Heeren Burgemeesters der steden en gemeenten der Provincie.
Gent, den 5ⁿ augustus 1914.
MIJNHEER DE BURGEMEESTER.
Ik heb de eer U ter kennis te brengen, vanwege den Heer Minister van Binnenlandse Zaken, dat het betaamt, in de ernstige omstandigheden welke wij doortrekken, dat de Kleuren wapperen in het zicht der Natie en dat zij, voor Haar, zoals het Nationaal Congres het gewild heeft, een teeken wezen van de onafhankelijkheid van België en van de vereeniging van al de vrienden van het bedreigd Vaderland.
Tevens roep ik uwe aandacht op hiernavolgende onderrichtingen uitgaande van de Krijgsoverheid:
1) De Fransche en Engelsche troepen mogen het grondgebied doortrekken, zonder dat men ze als vijandig mag aanzien;
2) Gezien Duitschland den oorlog heeft verklaard aan België en het Belgisch grondgebied heeft geschonden, is het noodig toezicht te houden over de
duitsche bewoners, ten einde hun te beletten aanslagen te plegen, welkdanige
daden te begaan hinderlijk aan de huidige of toekomstige verrichtingen van het Leger of van diegene der bevriende Mogendheden en vooral zich aan bespieding over te leveren.
Al wie zich verdacht zal gemaakt hebben, zal voor de burgerlijke of militaire Overheid gebracht worden, die hem zal ondervragen of hen overmaken – bij voorkeur - aan den Krijgsauditor, bij gebreke aan Gendarmerie;
3) De inwoners van het Land die hulp zullen verleenen aan de gekwetsten zullen geëerbiedigd worden en vrij blijven. Elk gekwetste in een huis
opgenomen en er verzorgd zal er tot vrijwaring dienen. De inwoner die ten
zijnent gekwetsten zal opnemen hebben, zal ontslagen zijn aan de huisvesting der troepen, alsook van een gedeelte der krijgslasten die opgelegd zullen
worden;
4)De gekwetste of zieke militairen zullen opgenomen en verzorgd worden, om ’t even aan welke natie zij behooren;
5) Het feit dat de hospitalen en de ambulancen door een piket of door schildwachten bewaakt worden, berooft ze niet van het voorrecht der
onzijdigheid, de ambulancen moetende soms verdedigd worden tegen afzonderlijke plunderaars. In dit geval zijn enkel de piketten en schildwachten bij aanhouding, als krijgsgevangenen aanzien;
6) Zijn als krijgsgevangenen aanzien:
1) De troepen van het regelmatig leger en de ingerichte burgerwachten die het Nationaal leger uitmaken of er deel van maken;
2)De bijgevoegde korpsen en korpsen van vrijwilligers:
a) indien zij erkend zijn door het Gouvernement in naam van hetwelk zij krijg voeren;
b) indien zij volgens de hierarchie zijn ingericht en geplaatst onder de leiding van eenen verantwoordelijken overste;
c) indien zij bestendig drager zijn op eene zichtbare wijze eener
kleeding of van een vastgehecht kenmerk door den vijand gekend en op afstand merkbaar;
d) indien zij openlijk de wapens dragen en de wetten en gebruiken van den oorlog eerbiedigen.
Daaruit volgt dat elken afzonderlijken inwoner die gebruik zal maken van wapens tegen eenen krijgsvoerenden, zich buiten het “Volkenrecht” plaatst
Ik neem deze gelegenheid te baat, Mijnheer de Burgemeester, om U te verzoeken toezicht te houden op de ijzeren wegen en de waterloopen en, zo mogelijk, te doen bewaken: al de bruggen, viaducs, ijzeren weg-statiën, kunstwerken op die gemeenschapswegen, derwijze te beletten dat zij buiten dienst gesteld worden met het doel verstoring en zelfs volkomen belemmering in den dienst dier wegen en groote wegenis te veroorzaken.
Evenzo om de openbare orde handhaven behoort het een beroep te doen op al de mannen van goeden wil, buiten de agenten of korpsen door de wet erkend.
Het binnentreden op het Belgisch Grondgebied door Engelsche of Fransche troepen, moet niet aanzien worden als eene daad van vijandschap. De opeisingen welke zij zouden doen, moeten plaats grijpen overeenkomstig de verordening bepaald bij Koninklijk Besluit van 31 December I889, betreffende het logement der troepen en de militaire verstrekkingen.
Het behoort U er het volk van te verwittigen en de nodige maatregelen voor te bereiden. Het zou nuttig zijn eene opgave te maken van de lokalen waar volledige eenheden zouden kunnen gelogeerd worden. Wat de gebeurlijke hulp aan de gekwetsten betreft, dient gij aan den Generaal Bevelhebber der Provincie de afmetingen der lokalen te doen kennen waarover gij te dien einde zult kunnen beschikken, alsook van het getal der gegarnierde beddens, der geneesheren, der ziekenverpleegsters of der personen van goeden wil dezen dienst kunnende vervullen.
In de gewichtige omstandigheden die wij doortrekken doe ik een dringend beroep op de vaderlandsliefde en verkleefde medewerking van aIlen.
De Gouverneur,
Baron DE KERCHOVE.
ASN