Aan den Heer Voorzitter van het Provinciaal Voedingscomiteit te Gent
Mijnheer de Voorzitter,
Wij lezen in ‘Vooruit’ van 16 dezer, dat door uwe tusschenkomst, de stad Lokeren toelating heeft verkregen om een aantal bomen groeiende aan de staatsbanen te vellen, en als brandhout onder de bevolking te verdeelen.
Dit geeft ons aanleiding U te verzoeken wel te willen het noodige te doen om ons toelating te doen verleenen tot het vellen van een aantal rijpe eiken staande op de staatsbaan Ninove-Aalst, tusschen onze stad en het gehucht Bakergem (Ninove).
Het zal wel onnoodig zijn, Mijnheer de Voorzitter, aan te dringen op de noodzakelijkheid aan onze bevolking kolen te verschaffen. Inderdaad, niettegenstaande al onze voetstappen is het ons onmogelijk van de duitsche overheid levering van kolen te bekomen. De kolennood is dan ook schrikkelijk en algemeen en de weinige die er zijn worden tegen onbereikbare prijzen verkocht. Op (…?) gevolg rekende bieden wij U, Mijnheer de Voorzitter, de verzekering onzer hoogachting.
Op bevel: de secretaris Burgemeester en Schepenen
ASN