Aan den Heer Voorzitter van het Burgerlijk Beheer der Provincie te Gent
Mijnheer de Voorzitter,
In antwoord op Uw schrijven van 25 februari j.l. Geschäftsnummer III/1232 hebben wij de eer U te doen kennen dat de heer Aimé Fransman waarlijk betaald werd, doch niet met stads gelden, maar wel met de gelden ons daartoe door het Duitsche Legerbestuur uitbetaald. Inderdaad, de wijnen werden geleverd in 1915 na het ogenblik waarop het legerbestuur begonnen is met het betalen der opgeeischte voedingsmiddelen.
Feitelijk gaat deze betaling dus (de?) stadskas niet aan.
De vleeschleveringen waarvan sprake behooren tot de leveringen, gedaan in 1914, voor het onderhoud der troepen en waarvoor aan de belanghebbenden – ook aan het stadsbestuur – “Kriegsgeleistungeanerkentnissen” afgeleverd worden.
Deze Anerkentnissen zijn slechts na de oorlog betaalbaar. Diensgevolgens is het maar redelijk dat de stad ook slechts dan verplicht ware te betalen.
Indien echter het Burgerlijk Beheer van oordeel is dat de Vleeschouwers thans moeten betaald worden dan zou het volgens ons redelijk zijn dat al de belanghebbenden betaald werden.
Wij veroorloven ons dus, Heer Voorzitter, U te verzoeken ons hierover Uw gedacht te doen kennen en ons terzelver tijd te willen laten weten of het Duitsche Legerbestuur ons desgevallend de waarde der Anerkentnissen onmiddellijk zal geworden.
Op bevel: de secretaris Hoogachtend: Burgemeester en Schepenen
ASN