Mijnheer de Procureur
In antwoord op Uw geëerd Apostiel heb ik de eer Ued. te melden:
1° dat ik, op voorstel van den Gemeenteraad, achttien personen als tijdelijke politieagenten heb aangesteld, gelast met den smokkelhandel te keer te gaan. Onder deze personen bevinden zich de twee agenten Frans Despretz en Hendrik Herregodts.
(…)
4° de aangeslagen boter is in het stedelijk voedingskomiteit verkocht geworden aan de personen die van den gewonen onderstand genieten.
5° De Cooman Julie, die de klacht aan de heer Politiekommissaris gedaan heeft, was in de stad al lang bekend als smokkelaarster; zij had zelfs personen die haar in dit vak hielpen. Komende wekelijks of meermalen in de week van Brussel (gebruik makende van een abonnement op den tram) heeft men dikwijls kunnen vaststellen dat zij waren uit onze stad wegsmokkelde. Voor eigen gebruik behoefde deze vrouw toch geen vier kilos boter mede te dragen daar zij zich zoo dikwijls in onze stad bevond.
Aanvaard, Mijnheer de Procureur, de verzekering onzer hoogachting.
De Burgemeester
ASN