Aan den Heer Leutnant Eckardt, Chef van het Meldeamt te Aalst
Mijnheer de Leutnant
Ingevolge uw bevel heb ik mij begeven naar het huisje waar Mevrouw De Wit zinnens was vluchtelingen te plaatsen.
Dit huisje is gelegen Oude Kaai, te Ninove. Ik geef er hierbij eene grondschets van. Het bestaat, op het gelijkvloers uit twee plaatsen. De eerste plaats meet omtrent 3.80 X 3.20 m. Va in de eerste plaats gaat men in de tweede. Deze is nog van kleiner afmetingen (omtrent 3m x 3m) en dient tot slaapkamer aan den bewoner met vrouw en kind. Er is juist plaats genoeg voor het bed der echtelingen en het bedje van hun kind. Dit kamertje is om zoo te zeggen gansch beroofd van licht en lucht. In den hoek van het tweede kamertje (de slaapkamer) staat een trap die naar den zolder leidt. Het dak van den zolder is zoodanig vervallen dat men tusschen elke voeg der pannen de wolken drijven ziet. Een deel van den zolder is verkeerd in een slaapkamertje van omtrent 2.50 m x 3 m; het plafond van dit kamertje is vervallen zoodat voorzeker de regen aldaar doordringen moet.
Mijn besluit is, Mijnheer de Leutnant, dat er geen sprake hoegenaamd kan zijn van in dit huisje vluchtelingen te plaatsen. Veel meer, naar mijn oordeel zou het zelfs moeten verboden zijn in dergelijk huis menschen te laten wonen.
Ik moet er bij voegen dat de drij personen die dit huisje bewonen geen vluchtelingen zijn, maar wel gewone inwoners der stad Ninove.
Aanvaard, Mijnheer de Leutnant, mijne hoogachtende groeten.
Haegeman
Secretaris
ASN