We gaan werken in de eerste linie. Mijn broer Jules is tot adjudant benoemd.
25 februari
We gaan werken in de eerste linie. Mijn broer Jules is tot adjudant benoemd.
0 Comments
24 februari
Bezoek van koning Albert I. Zijne Majesteit groet eerst de manschappen. Hij praat met heel veel van onze Jagers te Paard. Hij vraagt hen van waar ze afkomstig zijn, of ze nog berichten krijgen van thuis, of ze zich goed voelen… Het is roerend hen te zien opkijken naar hun soeverein, waarmee ze uitdrukking geven aan de onweerstaanbare invloed die van hem uitgaat, aan hun toewijding en de offergeest waarmee hij hen inspireert. Daarna komt hij bij de officieren, hij laat ze een na een aan zich voorstellen. Hij ondervraagt me over de gezondheidstoestand van de compagnie, over mijn zieken, of er niet te veel bevroren voeten zijn, of er geen ernstige gevallen waren die een amputatievereisten… Vervolgens richt hij zich tot iedereen met zijn trage en zachte stem: ‘Ik weet, heren, dat u allen het goede voorbeeld geeft. Het officierenkorps moet een stralend centrum van optimisme zijn, van moreel en van gezondheid. U moet allen trots zijn deel uit te maken van dat moedige Belgische leger, dat zich in deze grote oorlog een heel speciale persoonlijkheid heeft aangemeten.’ Daarna drukt hij elke officier de hand en verwijdert zich voor de inspectie van een patrouille die Duitsers in een hinderlaag wil lokken. 14 februari
Terug naar de loopgraven voor een tweede periode. Het weer is helemaal omgeslagen: het dooit en een dikke mist beperkt sterk het zicht in onze sector. Ook kunnen wij in volle dag ongestraft tussen de voorposten wandelen. Dat is heel interessant, want zo ontdekken wij heel wat zaken waarvan wij het bestaan niet afwisten. Je moet weten dat wij hier op de plek zijn waar de Duitsers de IJzer hebben overgestoken en waar het Belgische leger wat dieper werd teruggedrongen. Het leger heeft zich nochtans kunnen herpakken om opnieuw posities in te nemen dicht bij de rivier, die op deze plaats een grote bocht naar het oosten maakt. Ook zie je loopgraven die zich nauwelijks aftekenen. Ze zijn gevuld met modderig water en duiden de fasen van de glorierijke strijd aan. Een van die loopgraven bevindt zich tussen de eerste lijn (de spoorlijn) en de Grote Wacht Noord. Op bepaalde plaatsen, ten zuidwesten van de ‘Hoeve zonder Naam’, liggen skeletten, Duitse laarzen, bajonetscheden en bijna opgevreten kousen die nog enkele tenen bevatten. Nabij de school ontdekken we een in kaki gekleed skelet van een ongelukkige Belg. Naast hem rust een Duits skelet met een politiemuts op de schedel. Zoveel maal hebben soldaten elkaar afgelost zonder die lijken te bemerken die langzaam ontbonden zijn en helemaal tot de basis herleid. Onze mannen willen ze bergen, maar ze zitten nog vast in het ijs en vallen uiteen. We moeten wachten tot het ijs helemaal is gesmolten om hen een graf te kunnen geven. Ik wil de ‘Hoeve zonder Naam’ fotograferen, maar ze schieten achtereenvolgens elfmaal op mij. Het vuren houdt maar op als ik me in een plooi van het terrein verberg. Niettemin slaag ik er toch in een foto te nemen. Nog tweemaal doe ik’s nachts een ronde met luitenant Daufresne. Een mitrailleur vuurt veel op de verbindingspasserelle tussen post 2 en post 3. Tijdens het werk verwondt een salvo van shrapnels op ernstige wijze twee brancardiers die een gewonde geniesoldaat met een brede schaafwonde op de buik wegbrengen. Beide ongelukkigen, Michel Van Putte en Jacques Gebels, moeten hun brancard laten vallen. Als de gewonde merkt dat zijn dragers niet verder kunnen, loopt hij alleen door tot aan de hulppost. Beide brancardiers zijn getroffen aan de dijen en aan het been en moeten op 22 februari amputaties ondergaan. Op 23 februari hebben we nachtwerk bij G.G.S.(Grande Garde Sud). 2 februari
Van 2 tot 14 februari is ons kantonnement in Eggewaartskapelle. Ik ga over naar de Generale Staf van de 1ste groep op 5 februari. |
Archives
November 2018
|