’s Avonds ben ik in de medische divisiepost in Lettenburg. Onze mannen, onder bevel van commandant Daufresne de la Chevalerie, hebben een Duitse luisterpost verrast en een gevangene meegenomen. Hij heeft verwondingen door browningkogels aan de rechtervoorarm en in de lies, en hij heeft twee messteken in de rug. Ik verzorg en ondervraag hem. Hij heet Friedrich Papenberg, is 42 jaar en hoort tot het 387ste Landsturm. Hij was twee jaar in Charleroi, waar hij tot de lokale politie hoorde. Nog maar twee dagen geleden was hij naar ons front gestuurd, waar hij deel uitmaakte van het peloton op de stelling Kloosterhoek. Hij werd getroffen op het ogenblik dat de Belgen hun versterking binnenvielen en hij weet niet wat er met zijn wachtcollega is gebeurd. Hij is erg verzwakt door het traject doorheen de inundatie. Nochtans levert hij een zichtbare inspanning om onze vragen te beantwoorden. Rechts van hen is de sector door marinetroepen bezet en links door een Landsturmregiment net als dat van hem. De resultaten van de beschieting van 24 mei op Vicogne hebben niet de gewenste resultaten opgeleverd. Er vielen geen dodelijke slachtoffers en de schuilplaatsen werden niet volledig vernietigd. Daarentegen waren de Duitse verliezen in Diksmuide zwaar als gevolg van het gebruik van torpedoprojectielen. Ondervraagd over de voeding van de manschappen wist hij te vertellen dat ze 600 gram brood per dag krijgen en af en toe wat minderwaardig vlees. Het nieuws dat zijn vrouw in Hannover hem laat weten, deugt niet: ze krijgen slechts een beetje slecht zwart brood, geen aardappelen en weinig vlees. Hij toont een postkaart, waarop zijn vrouw hem gelukwenst met zijn verjaardag en dat is juist vandaag. Zij hoopt dat ze volgende jaar die dag samen kunnen vieren en dat de goede God hem mag sparen tot het einde van de oorlog. Dan begint de gewonde man te snikken en met ogen vol angst vraagt hij: ‘Komm’ ich wieder gesund?’ Hij wordt naar Sint-Jansmolen (Lampernisse) geëvacueerd. Ik blijf in Lettenburg tot de 31ste. Tijdens mijn verblijf verzorg ik, naast die mof, Leon Cardon: 16de Linie, diepe wonde in de schedel door geweerkogel in de Dodengang. Frans Bogaert: Grande Garde, mitrailleurkogel dwars door de linkerarm aan de noordelijke passerelle. Jos Grinson: Karabiniers Cyclisten, geweerkogel door rechterarm in de Dodengang. Jules Nijs, Karabinier Cyclist, gewond in de Dodengang. Alfons Verfaillie: Geniesergeant, schaafwonde aan de schedel door een kogel die zijn helm heeft afgeschoten. Cyriel Van Neste: 16de Linie, een kogel doorboorde zijn thorax in post B. Robert Martial: adjudant bij de Karabiniers Cyclisten, diepe wonden. Hij zwaaide met de vlag van het Rode kruis om zijn gewonde wapenmakker Boutsen te gaan zoeken, gewond door een kogel in het hoofd in R3, wat nog maar eens bewijst dat de Duitsers de Conventie van Genève niet respecteren. Mathieu Boutens: sergeant van de Karabiniers Cyclisten: diepe wonde door geweerkogel. Overleden.
Einde van het dagboekdeel dat in het Frans werd geschreven. Vanaf juni 1917 schakelt dokter Lievens zonder enige verklaring over op het Nederlands.