De Britten en de Fransen beginnen hun groot offensief van Steenstrate tot aan de Leie. (Derde Slag om Ieper) Al op de eerste dag maken ze een grote sprong vooruit. Ze hebben meer dan vijfduizend krijgsgevangenen gemaakt. Dat belooft. Jammer genoeg regent het zonder ophouden, wat voor de geallieerden vast en zeker nadelig moet zijn. Wij verblijven nog maar eens in Ardres, waar een deel van onze linietroepen in de omstreken gehuisvest zijn. De sector van het Belgische leger is ingekort, zodat verschillende afdelingen tegelijk kunnen uitrusten. Het doet ons meestal hartenpijn: nu er een goede slag te doen is, mogen we er niet aan deelnemen. Maar ze vragen ons geduld te hebben, onze beurt zal weldra komen.
Mijn broer Jules is naar de Vendée in verlof geweest en schijnt een goede familie te hebben leren kennen. In elk geval is hij daar zwaar verliefd geworden. Ik word op mijn beurt uitgenodigd en ben waarlijk eens benieuwd om te gaan zien hoe de vork daar aan de steel zit, want ik ben er zeker van dat mijn broer muizenissen in het hoofd heeft. Ik zal mijn verlof bekomen tegen 1 september. Ik ontvang veel brieven van Mother Tiburce met veel geestelijke aanmoedigingen en vele fijne pakjes. Wat een braaf hart toch! We blijven verder nog de hele maand in Ardres in afwachting van het succes van het offensief om dan met heel de ruiterij de vijand in de rug aan te vallen. Dit is ons ogenblik om het vers van Milton toe te passen: ‘They also serve who only stand and wait!’