We rusten even uit tussen Westrozebeke en Oostnieuwkerke. Alles ligt hier nog vol Duits materiaal, kanonnen en andere wapens. Ook vele lijken hebben ze achtergelaten. We beginnen honger te krijgen, want sinds de 27ste hebben wij geen eten meer ontvangen en onze reserves zijn uitgeput. We vernemen dat we op geen nieuw voedsel mogen rekenen, omdat de bevoorrading ons niet kan bereiken. Maar tegen de middag komen zwermen vliegtuigen opzetten, die ons brood en conserven toegooien. Maar niet iedereen krijgt zijn deel en de magen knorren.
30 september
We rusten even uit tussen Westrozebeke en Oostnieuwkerke. Alles ligt hier nog vol Duits materiaal, kanonnen en andere wapens. Ook vele lijken hebben ze achtergelaten. We beginnen honger te krijgen, want sinds de 27ste hebben wij geen eten meer ontvangen en onze reserves zijn uitgeput. We vernemen dat we op geen nieuw voedsel mogen rekenen, omdat de bevoorrading ons niet kan bereiken. Maar tegen de middag komen zwermen vliegtuigen opzetten, die ons brood en conserven toegooien. Maar niet iedereen krijgt zijn deel en de magen knorren.
0 Comments
29 september
Meteen herbegint ons dolen over het doodsterrein. Wat ik gevreesd had, is uitgekomen. Talloze gewonden van gisteren vind ik nu bezweken van de kou en paars terug. Anderen liggen nog te sterven en hervatten hun geweeklaag. En er is nog niemand te zien om hen hier weg te brengen. Ik huil erbij als een kind, omdat ik niets meer voor die rampzaligen kan doen… De slag herbegint. Koste wat het kost moeten wij vooruit en nogmaals zonder artilleriesteun. Wij vragen ons af wie van ons dit zal overleven. Moeten we vallen, dan hopen we dat we niet zo’n akelige doodsstrijd moeten meemaken als onze strijdmakkers van gisteren.We zijn allen tot de dood bereid, maar hopen dan niet te moeten lijden. Een kogel in het hoofd of in het hart! ‘s Middags is het de beurt aan onze majoor Bisqueret. Een kogel treft hem vlak in het gezicht. De dood is ogenblikkelijk, geen woord, geen zucht. Hij was een man zoals ik er nooit een tweede heb ontmoet: slaaf van zijn plicht, zonder ooit een laag woord, minzaam voor allen die hem omringden en dapper als een held uit het verleden… Kapitein Borgerhof neemt het bataljon over en nogmaals gaat het vooruit. Stap voor stap vorderen we, maar zonder aarzelen. Bij iedere sprong worden mannen getroffen en als we ’s avonds op een vijftigtal meter van de top zijn genaderd, blijven er maar een honderd dapperen van de compagnie meer over.Gedurende die hele dag heb ik mijn lastig werk voortgezet en ben ik steeds maar van gewonde tot gewonde gelopen. Ik werd onverschillig voor kogels en granaten en een stuk fatalisme heeft me aangegrepen. Wat moet gebeuren, zal gebeuren en ik onderwerp mij in alles aan Gods wil. De nacht breekt nogmaals aan, een ijselijk koude, regenachtige nacht. Ik lig in een grote put tot over de knieën in het water in het gezelschap van enkele gewonden. Elke granaat spat vuile modder en allerhande viezigheden over ons lijf. Sommige bevatten gas, dat onze kelen doet branden en onze ogen doet wenen. Hetzelfde onzeglijk gehuil van gisteren begint opnieuw, het gehuil van die vele dapperen, die wel gewond zijn, maar zich toch nog sterk voelen en willen genezen en herleven. Konden zij maar uit deze hel wegraken. Nog altijd daagt niemand op om hen weg te halen. Waar blijven ze toch, onze gegalonneerde dokters met al hun personeel? Welke zware afrekening zal hen gepresenteerd worden? Rond 3.00 uur vallen de Duitsers aan en trachten ons in de diepte terug te duwen, maar we slaan ze af. Een uur later vallen ze weer aan, maar de Karabiniers hebben besloten op te rukken of te sterven en ze drijven de vijand een tweede maal, na een hardnekkig gevecht, geleid door kapitein Michiels, naar zijn stellingen terug. Onze manschappen worden kwaad en spelen hun laatste troef uit. Met wie overblijft, trekt het bataljon op zijn beurt in een stormaanval en geraakt tot over de hoogte, die de Duitsers ijlings ontvluchten. Eindelijk dus, na twee dagen en twee nachten onophoudelijk vechten, bereiken we ons doel. Maar wel ten koste van afschuwelijke lichamelijke pijn, van allerhande ontbering en van verlies van twee derde van onze makkers. Wat de Britten met hun duizenden kanonnen en een verlies van 500.000 man niet hebben kunnen realiseren in zes maanden, dat klusje klaren de Belgen in twee dagen. En hier staan wij op de hoogtes van Vlaanderen. De zon komt op in het oosten en koestert en warmt ons met haar gulden stralen. Daar in de verte wenkt de toren van Roeselare en rondom dromen de dorpen van Vlaanderen in de morgennevel. Een onuitsprekelijke ontroering overvalt ons. Dat zicht op onze geliefde grond, die zonnestralen, die fiere kerktorens, die dorpen waar we dra onder toejuichingen van de geestdriftige bewoners zullen doortrekken, dat alles doet ons in één enkel ogenblik al het voorbije leed vergeten... 28 september
Om 02.30 uur begint een helse artillerievoorbereiding op heel het front van mijn divisie, en links bij de IXde Divisie waar Jules zal vechten en rechts bij de XIIde Infanteriedivisie. Dit trommelvuur duurt drie uur, dan start het rollend vuur en vooruit: naar de dood of de bevrijding! Het is 05.30 uur en al schemerklaar. Bij onze eerste stappen in he tniemandsland komen we terecht in een welgevoed mitrailleurvuur, uitgespuwd vanuit sterk gebetonneerde schuilkoten. Maar we omsingelen ze in een oogwenk en verdelgen de Duitsers tot de laatste man. Onze vuurpijlen stralen hoog hun sterrenvonken in de lucht om aan de artillerie duidelijk te maken dat de eerste lijn, de Frankenstelling, is ingenomen. Meteen daarna bewegen de knetterende explosies van onze granaten zich in een logge lijn vooruit voor een verdere aanval. Onze Karabiniers lopen er zo dicht mogelijk achter, zodat velen door scherven gewond raken en vallen. Ze zijn razend, niet alleen van de pijn, maar ook omdat ze de strijd moeten opgeven. Ik verzorg ze samen met mijn brancardier en laat ze dan liggen voor de volgende medische ploeg. Heel de streek die we doorkruisen ligt vol Duitse doden en gewonden, allerlei materiaal, karren, wagonnetjes en stapelplaatsen. De overlevende Duitsers lopen ons met de armen omhoog tegemoet: ‘Kamerad! Monsieur!’ tegen de sterren op. Maar de Duitse mitrailleurs wijken niet tot hun laatste munitie is verschoten. Ze hadden het zo gezworen en hun weerstand is zo hardnekkig dat op enkele plaatsen een deel van onze oprukkende lijn maar vooruit kan, als het die aan hun stukken vastgeketende vechtduivels afgemaakt heeft. Zo valt dus ook de Preussenstellung in onze handen. Onze kleren zitten vol slijk en bloed, want de streek is in een moeras met granaattrechters herschapen. Herhaaldelijk zijn we erin gestruikeld tussen doden en gewonden. In Poelkapelle komen we bij een Duitse hulppost waar een vijandelijk geneesheer zijn gewonden aan het verzorgen is. Wij laten hem verder werken en met enkele van onze brancardiers verzorgt hij ook onze gewonden. Tegen de middag bereiken we de Bayernstellung en onze buit wordt groter bij elke stap zonder dat we zelf buitengewone verliezen lijden. Nu komen we in de vlakte voor de hoogte van Passchendaele en rusten een uurtje uit. Het artillerievuur is stilgevallen, want de mannen verplaatsen onze kanonnen, omdat onze sprong vooruit te groot is geweest en ze nu niet ver genoeg meer reiken. De bodem waar die zware stukken overheen moeten, is echter te drassig en ze verzinken er bijna in. Nieuwe balkenwegen worden aangelegd,maar het duurt lang voor ze klaar zijn en we krijgen bevel de hoogte te bestormen zonder artillerievoorbereiding. Om boven te geraken, moeten wij twee en een halve kilometer afleggen tegen een moerassige helling zonder andere schuilplaats dan met water gevulde granaatputten. Met kleine groepjes van vijf tot zes man zetten we ons in beweging. Maar bij de eerste stappen al ratelt de hele berg met een knetterend mitrailleurvuur en regent het kogelballen op ons. Ik moet me op mijn buik leggen om de gewonden te verzorgen en hun aantal groeit snel. De Duitse kanonnen zijn intussen ook weer bedrijvig geworden, ze bestoken ons zonder ophouden. Hoewel onze jongens sinds dagen geen enkele rust meer hebben en niettegenstaande het ongelooflijk zware werk dat ze sinds vanmorgen hebben afgelegd, kruipen ze vooruit en bereiken tegen de avond de Flandernstellung op vijfhonderd meter van de hoogte van Passchendaele. Daar graaft elke man zich een putje en werpt de aarde als borstwering en dijk voor zich. Het wordt donker en de regen valt in fijne druppeltjes. Hoewel de Duitsers ons niet meer kunnen zien, blijven de mitrailleurs ratelen tot rond 21.00 uur. De regen maakt plaats voor een kille, huilende wind en het slagveld schijnt eenzaam en dood. Daar klinkt een schreeuw uit het struikgewas: ‘Dokter! Docteur!’ Ik dwaal in de richting vanwaar de roep lijkt te komen, maar andere hulpkreten stijgen op en weldra weerklinkt van alle kanten een afschuwelijk gehuil! Het zijn de stervenden en de gewonden, die om hulp en lafenis smeken. Ik zwerf van put naar put om hen te bieden wat ik kan: een verband, een inspuiting, een teugje water. Waar blijven de mannen die hen moeten wegdragen? Onze helden liggen daar half ontkleed en doornat in ijskoud water, uitgeput van krachten door de zware inspanningen van de voorbije dag, verstijfd door kou en bloedverlies. Ze overleven het niet als ze zo de nacht moeten doorbrengen. We dragen er zoveel mogelijk een duizendtal meter achteruit. Maar dáár ziet er niemand meer naar hen om en hun gekerm klinkt altijd maar hoger en luider. Eensklaps horen wij naderend geronk en weldra duiken vijandelijke vliegtuigen op die heel laag over ons vliegen. Hun bommen ontploffen met donderend geluid op het slagveld en de mitrailleurs beginnen opnieuw te ratelen. De gewonden krimpen ineen om zich zoveel mogelijk te beschutten en hun monden huilen ‘moordenaars’ naar die dodende vogels.Niettegenstaande al het gevaar en de ijselijke ellende die me omringen, word ik door een loden vermoeidheid overvallen en ik zak op mijn beurt in een put met water en slaap. Als ik ontwaak, begint de dag te krieken. Nog een verschrikkelijke dag vangt aan. 27 september
Veel artilleriebedrijvigheid langs de Duitse kant. Rond de middag schieten we een van hun kabelballons neer. In de namiddag vernemen we dat we bij het krieken van de dag over de hele lijn de Duitse stellingen moeten aanvallen en tot achter de hoogtes van Passchendaele doorbreken. Dit betekent voor ons vijf onmetelijk versterkte lijnen met een diepte van ongeveer tien kilometer. Wat het hele Britse leger niet is gelukt in 1917, dat zullen onze dappere jongens nu beproeven. De strijd zal ongetwijfeld hardnekkig worden, maar we hebben er alle moed in. Eer de zon morgen ondergaat, moet weer een streepje van ons geliefd landje bevrijd zijn, maar zullen vele helden het met hun bloed hebben afgekocht. Niemand weet wie het zal overleven. Toch wil ik erbij zijn, ik zou mijn plaatsje in de rangen van onze mannen voor geen geld willen afstaan. Wat er mij ook overkomt, ik draag God alles op, hem biddend dat hij de mijnen en mij indachtig mag zijn. 18 september
Een van onze kabelballons valt in vlammen op de grond. Men spreekt voortdurend over een offensief in onze sector, dat ons tot op de hoogtes van Passchendaele (Passendale) moet brengen. We nemen allerhande voorzorgen. Al wat wij niet strikt nodig hebben, moeten wij achterlaten. 17 september
We moeten terug uit de eerste lijn en trekken naar het kamp Dinsinghe bij Sint-Sixtus. 15 september
‘s Avonds vertrekken we naar de eerste lijn. Onze hulppost is verderop ingericht: Muchon Post. Omstreeks 09.00 uur wordt een van onze ballons in vlammen neergeschoten. 14 september
Schouwburg in Hoogstade: Mademoiselle Josette, ma femme. 12 september
Ze vermelden me in het dagorder van het regiment: ‘Pour la façon éclairée avec laquelle il organisa un poste de secours provisoire pour l’exécution d’un raid sur les positions ennemies du secteur de Woesten, dans la nuit du 26-27 août 1918 et pour le courageux dévouement avec lequel il prodigua ses soins aux blessés.’ ‘Voor de doordachte wijze waarop hij een voorlopige hulppost organiseerde ter gelegenheid van een razzia in vijandelijk gebied in de sector Woesten in de nacht van 26-27 augustus 1918 en voor de moedige toewijding waarmee hij de gewonden de eerste zorgen toediende.’ 11 september
De 1ste Divisie aan onze linkerkant valt aan en neemt de eerste Duitse stellingen in. Ze lijdt nogal zware verliezen, onder meer drie officieren komen om. Vijftig krijgsgevangenen blijven in hun handen. |
Archives
November 2018
|