Droevig nieuws: de telefoon bericht mij dat mijn broer Jules erg gewond in het hospitaal van Hoogstade ligt en dringend vraagt me te zien. Ik mag de auto van de kolonel gebruiken en rij er dadelijk heen. De rit duurt lang en droevige vooruitzichten spoken door mijn geest! Eindelijk kom ik in het hospitaal aan en krijg wat inlichtingen, waardoor ik me hem zo goed als stervend voorstel. Adjudant Jules Lievens raakte gisteren in Oud-Stuivekenskerke gewond door een kogel in de buik die driemaal de dunne darm had doorboord. Zijn vervoer naar het hospitaal was niet probleemloos verlopen en had lang geduurd. Toen hij op de operatietafel lag, stelde men tekens van een beginnende buikvliesontsteking vast.
In die omstandigheden ging ik mijn arme broer in de zaal Max vinden. Kogel in de buik en buikvliesontsteking! Die woorden waren in mijn hart en ogen gebrand en wentelden door mijn hoofd. Alle ijzeren beddekens van de zaal dansten me voor de ogen en beletten me Jules te herkennen. Hij lag nochtans vóór mij, juist in het eerste bed, en zijn koortsige, starre ogen waren vlak op mij gericht en zijn lippen mompelden flauwtjes mijn naam. Een ziekendienster bracht me tot bij hem. Ik had enkel de kracht een ‘Juleke’ te stamelen, een eindeloze droefheid brak mijn hart. Ik kreeg een krop in de keel en een vloed van tranen viel op de bleke wangen van mijn ongelukkige broer…
Dit duurde gelukkig maar een stonde, want direct besefte ik welke slechte indruk dit op Jules kon maken en aanstonds begon ik hem moed in te spreken. Hij leed veel van de dorst, maar omdat hij wist dat hij niet mocht drinken, bleef hij kalm en klaagde niet. Het standvastig op de rug liggen zonder te verroeren vermoeide hem. Maar omdat hij wist dat hij absoluut stil moest liggen, probeerde hij zelfs niet zich te verleggen. Zijn geduld en zijn kalmte hebben veel bijgebracht tot zijn spoedig herstel, dat waarlijk wonderbaar is geweest. Tijdens de drie dagen dat ik bij hem bleef, was hij al zover dat hij om zo te zeggen als gered mocht worden beschouwd en ik min of meer gerustgesteld mocht vertrekken. In een zaal naast hem ligt Paul De Mont, ijselijk verminkt. Tijdens een verschrikkelijke beschieting met duizenden granaten zijn zijn beide benen afgerukt. Hij hangt tussen leven en dood, maar niettegenstaande al zijn lijden en verminkingen gelooft hij in het leven en snakt hij naar genezing. Hij bidt mij zijn vrienden en familieleden te verwittigen, wat ik ook meteen probeer.