Onze aalmoezenier draagt een mis op in mijn abri en samen met anderen ga ik ter H. Tafel. Ik dank God vurig dat Hij mij heeft willen sparen doorheen de voorbije woelige dagen en smeek hem ook zo verder mijn dierbare familie te willen helpen en bijstaan.
Heel de dag blijft het tamelijk rustig, ik krijg enkel gewonden te verzorgen. Iets wat me waarlijk getroffen heeft, is dat al die gewonden, en vooral zij die het ergst toegetakeld zijn, tijdens de verzorging die enkele woorden blijven herhalen: ‘Het is voor het Vaderland!’ Is het een slogan die ze gewoonlijk half schertsend, bij ieder ongemak dat het soldatenleven meebrengt, herhalen? In elk geval hebben die woorden in deze tragische omstandigheden een verheven betekenis en ik voel telkens een rilling door me heen als ik ze door die martelaars hoor mompelen. ’s Avonds vertrek ik naar de Poste Durand in Nieuwpoort, waar mijn bataljon in reserve gaat liggen. Onze totale verliezen tijdens de voorbije drie dagen: 223 doden en gewonden.