Een 150mm-granaat is in de bunkerschuilplaats nr. 3 gevallen. die nog niet helemaal afgewerkt was. Ze ontploft na contact, heeft het dak vernield en de scherven hebben zich in de mooie omgeving van post in de grond geboord. Niemand raakte gewond. Een echt mirakel, want iedereen was binnen. Luitenant Fritz de Menten leidt opdat ogenblik het detachement. Wij moeten de schade herstellen. Ik ga nog maar eens mee met het groepje. Bij Fort Knokke vergis ik me in het donker: ik neem een brede sloot voor een pad en tuimel in het water tot aan de schouders. Het koude water grijpt me naar het hart en ik zou verdronken zijn. Gelukkig kon ik de wandelstok grijpen die een soldaat me stevig toestak. Ik beleef een heel slecht emotioneel moment. Tot overmaat van ramp beginnen de Duitsers onze sector te beschieten en is er geen mogelijkheid om terug te keren. De mannen herstellen snel en goed de beschadigde post. Ze zijn buitengewoon, onze kleppers, ze ontwijken de balletjes van de schrapnels die rondom hen vallen. Aarde, modder en water, die in de lucht gegooid worden door de explosies, verblinden hen. De kogels en de granaten sissen hen om de oren. Deze overvloedige besproeiing duurt drie kwartier. Ik verzorg onze gewonden onder vijandelijk vuur en dan keer ik snel terug naar Lo om me te drogen, want de kou dringt binnen tot in mijn botten.
Bij de Dugardeins krijg ik gelegenheid om me te wassen en andere kleren aan te trekken. Ik draag ondergoed van Enopel. Ik steek me in een van zijn kostuums en ze maken er een excellente kop koffie voor me klaar. Een weldoende warmte maakt zich van mij meester. Ik nestel me in een goed bed en slaap zonder wakker te worden tot de volgende middag. Nu voel ik me niet meer ongeschikt. Ik ben genezen dankzij de goede zorgen van die lieve mensen.