Vannacht kreeg ik het bevel me klaar te houden om te vertrekken. Ik ben dus om 6 uur opgestaan en na al mijn patiënten verzorgd te hebben en mijn wagens geladen, heb ik om 15 uur Sint-Rijkers verlaten om naar Torhout te gaan. Eindelijk rukken we op. We zegevieren over de ganse lijn. Wat een pelgrimstocht heb ik gemaakt. Ik stak de plaatsen over waar onze troepen 4 jaar lang heroïsch stand hebben gehouden over een terrein van 8 km breed langs weerszijden van de beroemde IJzer. Er rest niets meer, alles is verwoest. Overal ruïnes en afgeknakte bomen, batterijposities, loopgraven, beschermingen tegen de artillerie, obusgaten van alle groottes. Via wegen in erbarmelijke staat komen we eindelijk bij de IJzer aan, die we om 17 uur oversteken. Mijn hart bonst hard: de grens die me van mijn geliefden scheidde is eindelijk overschreden. De vier jaren van lijden en miserie zijn vergeten. Maar onze haat tegenover onze verdrukkers neemt nog toe.
Eerst volgen we een planken weg van 4 km om zo in Woumen aan te komen, waar enkel nog ruïnes staan. Een beetje verder ligt Zarren waar ook alle huizen beschadigd zijn, evenals in Handzame en Kortemark. Bij het verlaten van dit laatste dorp zien we voor het eerst een huis dat nog intact is. Rond 20 uur komen we in Torhout aan, waar we bij het binnenrijden een Belgische vlag zagen. Wat een vreugde en verrukking. We zien voor het eerst onze kleuren wapperen op het heroverde territorium. Nadat ik voor het logement van mijn personeel gezorgd heb, leg ik me te rusten. Ik lig in een verlaten huis, waarvan de eigenaars logeren bij vrienden in de stad. De wind heeft vrij spel in mijn kamer want alle ruiten zijn gesneuveld. Maar wat maakt het uit, we triomferen.