E EN DE GROOTE OORLOG
  • WELKOM
  • Ninove & deelgemeentes
  • Oorlogsdagboeken
    • Louis Joseph Cieters
    • Dr. Maurice Lievens
    • Jeanne De Mont
    • Dr. Albert Liessens
    • Omer Cobbaert
  • Oorlogsliederen & -poëzie
    • Liejes & gedichten
  • Contact
  • Redactieploeg
  • Bronnen
  • Herinneringsactiviteiten

29/09/1914

29/9/2014

1 Comment

 
29 september

Zoals gewoonlijk vertrek ik om 7 uur om mijn dagelijkse ronde te maken. Ik begeef me eerst naar het Coolsinstituut om een milicien te zien die zichzelf vrijwillig verminkt heeft, en van wie ik een vingerkootje heb moeten amputeren. Van daaruit ga ik naar het depot van de 6de legerdivisie en naar het Ursulineninstituut op doktersbezoek bij de gewonde majoor Boset, commandant Bontingh en luitenant Descamps. Terwijl ik hun wonden aan het verzorgen ben komt een zuster me zeggen dat er op de binnenkoer van het instituut stukken heet ijzer vallen. Wij militairen, wisselen blikken van verstandhouding zonder iets te zeggen. Ik begeef me daarna naar het Burgerlijk Gasthuis, waar juist nadat ik een ziekenzaal bezocht had (ik had de klink van de deur nog vast) deze getroffen wordt door een obus. Er wordt een verschrikkelijk bloedbad aangericht. Zes van mijn soldaten worden gedood, letterlijk aan stukken gereten, net als twee oude vrouwtjes op het gelijkvloers. Alle verdiepingen werden doorboord en alle zieken die er verbleven werden gewond. Ik geef onmiddellijk het bevel aan alle mannen die nog te been zijn om zich naar de steenweg naar Antwerpen te begeven en laat de anderen overbrengen naar de kelder. Daar opereer ik daar waar nodig. Bij het verlaten van de kliniek zie ik een obus op een burgerhuis vallen, waarbij een  vrouw en haar twee kinderen gedood worden. Er worden in de stad nog verschillende huizen getroffen. De ganse bevolking neemt de vlucht. Ook de mensen waarbij ik verblijf verlaten hun huis. Ik laat mijn koffer naar het Flebusinstituut brengen. Dit bombardement dat begon om 8 uur houdt op om 9 ½ uur. Vele Lierenaars keren nadien terug naar hun stad.

Ik van mijn kant, ga van hospitaal tot verbandpost om de evacuatie van onze gewonden te organiseren, want het bombardement zal ongetwijfeld morgen hernomen worden. Om 9 uur ga ik slapen in een herberg in de buurt van het station. Omstreeks 22 uur herbegint het bombardement en om het half uur ontploft er een projectiel op de stad, zodat de brokstukken overal in het rond vliegen. Rond drie uur durven de mensen waar ik bij logeer niet meer in hun kamer blijven en gaan naar het gelijkvloers. Tegen 4 uur sta ik op en ga ook naar beneden. Op dat moment neemt het bombardement in alle hevigheid toe en komt de vlucht opnieuw op gang. De ganse bevolking begeeft zich op de Antwerpsesteenweg. Wij blijven nog in Flebushuis. ’s Avonds worden alle soldaten en rekruten de stad uitgestuurd om te gaan kantonneren in de buurt van Boechout. Ik vestig mij in het Alexianeninstituut. Dit krankzinnigengesticht herbergt reeds meer dan honderdvijftig gevluchte Lierenaars. Het is een prachtig etablissement dat er karaknet bij ligt, ondanks het grote aantal  vreemdelingen die er onderdak gevonden hebben. Ik beschik er over een mooie  slaapkamer, annex salon, dat ik uiteraard niet gebruik. Ik breng er een uitstekende nacht door.

1 Comment

27/09/1914

27/9/2014

0 Comments

 
27 september

De 27ste horen we kanongebulder uit de richting van Heist-op-den-Berg en er komen massaal vluchtelingen aan. Er is een felle wind vandaag en drie dakpannen die loskwamen van het dak van het stadhuis vallen net niet op mijn hoofd. Dat zou pas stom geweest zijn om gedood of gekwetst te worden door een dakpan, na ontsnapt te zijn aan de kogels en obussen van de Pruisen.

0 Comments

26/09/1914

27/9/2014

0 Comments

 
26 september

De 26ste krijg ik een brief van Hector, die me laat weten dat hij naar Brussel is geweest, waar hij nieuws over mij brengt aan mijn echtgenote en mijn kleintje. Hij schrijft me ook nieuws over hen. De brief die ik hem vroeg hen over te maken, heeft hij kapot gescheurd wanneer hij Brussel binnenkwam, omdat hij bevreesd was voor represailles. Hij heeft ook de brief verscheurd die zij hem meegaven.

0 Comments

25/09/1914

26/9/2014

0 Comments

 
25 september

De 25ste verlaat het 1ste karabiniers definitief Lier, onder een stralende zon. Ze begeven zich naar de omgeving van Puurs. Ik voeg me bij het regiment op de weg naar Antwerpen en neem afscheid van al mijn kameraden en wens hen veel geluk. Hoeveel zal ik er bij onze volgende ontmoeting nog terugzien? Aan hoeveel onder hen heb ik de laatste maal de hand geschud? Ik durf er niet aan denken.

0 Comments

24/09/1914

24/9/2014

0 Comments

 
24 september

De 24ste doe ik mijn dienst zoals gewoonlijk.

0 Comments

22/09/1914

22/9/2014

0 Comments

 
22 september

Tamelijk goed weer de 22ste. Ik ontvang een brief van mijn moeder en mijn echtgenote. Sinds enkele dagen zien we dagelijks Pruisische gevangenen.
Vandaag nog 23. Een officier brengt hen naar het hoofdkwartier in het stadhuis.
De miliciens van de klas 1914 van het niet bezette deel van het land worden onder de wapens geroepen en komen vandaag aan.

0 Comments

van 19 tot 21/09/1914

21/9/2014

0 Comments

 
19, 20 & 21 september

De volgende dagen ga ik in mijn functie naar de depots en verschillende veldhospitalen. Ik moet er zo veel mogelijk zien te bezoeken: het Burgerlijk Gasthuis, het Instituut van het Heilig Hart (soldaten en officieren), de Ursulinen, het Berghmansinstituut, het Coolsinstituut, de Zwarte Zusters, de Jezuïeten, de Dominicanen, de school van het Heilig Hart en Flebus. De 21ste krijg ik een brief van mijn echtgenote en mijn Mousken. Het is rustig in Brussel en ze komen niets tekort. Ze vrezen echter dat ik niet over al het nodige beschik. Geliefde zielen.

Ik kreeg een echt pantservoertuig te zien, het is een geblindeerde automobiel met een koepel. Het is fantastisch en ik verneem dat het de vijandige soldaten een heilige schrik aanjaagt. Kon het ons arm landje
  maar verlossen van die wildemannen.

0 Comments

van 12 tot 18/09/1914

18/9/2014

0 Comments

 
12 september

Het weer is gans de dag erg somber. Om 3 uur ’s morgens nemen de compagnies de hun aangewezen gevechtsstellingen in. De dageraad is pas aangebroken wanneer het wapengekletter losbarst.

Ik woon het gevecht bij, verscholen achter het huis waar ik overnacht heb. Kogels en schrapnels vliegen over onze hoofden. Soms valt er een projectiel op het dak van het huis. Al gauw treft een obus het huis, zodat we verplicht zijn, mijn assistenten en ikzelf, deze schuilplaats te verlaten, en er een andere te zoeken. Vijf minuten nadien moeten we die ook alweer prijsgeven, echter niet vooraleer we een aantal gewonden hebben verzorgd, zoals majoor Detaille. De schrapnelregen achtervolgt ons bij onze terugtrekking. Ik installeer een voorlopige hulppost in Wakkerzeel, die we ook al spoedig moeten opgeven. Een andere post, in een garage in Werchter, moet op zijn beurt geëvacueerd worden, omdat de twee bruggen beschoten worden. Terwijl ik hier de gewonden aan het verzorgen ben, wandelt de koning voorbij de ingang.
Op dat moment krijg ik bevel me naar Schriek te begeven, waar een groot aantal gekwetsten wachtten op verzorging. Na deze opdracht keer ik terug naar Tremelo om mijn regiment te vervoegen.

Het regent en het is duister, het is overigens 21 uur. Ik breng de nacht door op een stoel in een kroeg. Onze troepen van de divisie hebben hun bivak opgeslagen.

Resultaat van die dag. Talrijke doden en gewonden. Bij de vrienden: commandant Piquet, luitenant Arsan de St-Martin, onderluitenant Cannaerts gesneuveld. Majoor Vandeghinste, commandant Gaillard, kapitein Martin, luitenant Hage, onderluitenant De Pauw en commandant Bontingh gewond.

13 september

Reveille om 3 ½ uur. Wanneer ik het café waar ik overnacht heb verlaat, stel ik vast dat ik mij midden mijn bataljon bevind, dat gekantonneerd heeft in de omliggende huizen. We krijgen bevel op te trekken naar de Laak. We zijn nog maar pas onderweg, door een bos, wanneer er schrapnels ontploffen, die 32 van de onzen vellen. In de enige schuur in de omgeving installeer ik onmiddellijk een voorlopige hulppost, waar al die mannen verzorgd worden, waarna ze naar achter geëvacueerd worden. Ondertussen dekt de brigade de aftocht. Om 2 uur in de namiddag is mijn regiment helemaal herenigd, en om 9 uur ’s avonds trekken we Lier binnen, waar we logeren waar we ook maar kunnen.

14 september

De 14de regent het heel de dag. Ik stuur mijn helper op weg om een verblijfplaats te zoeken. Die vindt hij bij dokter Vanden Wijngaert, Grote Markt 56, nabij het stadhuis. Men richt er voor mij een kamer in in een salon op de 1ste verdieping. Gans de familie, zowel de ouders, als de kinderen zijn zeer vriendelijk. Ik ben de kinderen zeer genegen. Omdat ik met hen spelletjes speel, zitten ze alle dagen te wachten op mijn thuiskomst. Waar zijn de gelukzalige avonden gebleven toen ik met mijn kleine Augusta speelde. Wanneer ik die kinderen hoor lachen, herinner ik me de lachbuien van mijn kind, zodat ik me met een zwaar gemoed in mijn kamer opsluit.

Van bij mijn aankomst in deze stad werd ik uitgenodigd op de koffie bij de postontvanger, die ik door toedoen van een van mijn adjuncten had leren kennen (Jonas ?).

15 september

De 15de wordt ik uitgenodigd om daar te gaan dineren. Ik ontvang een brief van mijn moeder die mijn moed versterkt. Ik maak van de gelegenheid van deze vrije dag gebruik om mijn uitrusting te vernieuwen. In het depot koop ik een nieuwe broek, de mijne was immers sedert vijf dagen gescheurd. Ik koop verder nog twee onderbroeken, zes hemden, zes paar kousen om de oude te vervangen. Ik schaf me eveneens een nieuwe veldkepie aan.

16 september

Het regent. De verliezen van de vier regimenten karabiniers bij de gevechten van de 10de tot de 13de dezer waren zodanig groot dat men verplicht geweest is ze samen te voegen, zodat er nu nog slechts twee zijn. Men kiest voor de jongste mensen, zodat ik zonder werk val.

17 september

De 17de september bezoekt de inspecteur van de gezondheidsdienst (Léopold Melis, luitenant-generaal, algemene inspectie, attaché bij het militaire huis van de koning) Lier. Vermits de plaatselijke commandant hem gevraagd had naar een dokter om de gezondheidsdienst van de positie Lier te leiden, liet hij mij roepen, en zegt tegen de commandant: “Ik geef u deze hier, ik weet hoe energiek hij is en ge zult op hem kunnen rekenen: het is de man die ge nodig hebt.”. Ik bedank mijn superieur en treed  onmiddellijk in dienst. In de namiddag krijg ik bezoek van mijn schoonbroer Hector die mij nieuws brengt van mijn schoonmoeder en die er zal voor zorgen om het mijne aan mijn echtgenote over te maken.

18 september

In de nacht van de 18de heeft er een orkaan gewoed. Onmogelijk om een oog dicht te doen. Omstreeks 5 ½ uur in de ochtend zie ik mijn regiment vertrekken. Het is een zeer pijnlijke ervaring. Het is verbazingwekkend hoe het gevaar dat men samen gelopen heeft en de gemeenschappelijke ellende, ons dichter bij elkaar heeft gebracht. Al die soldaten zijn nu mijn vrienden. Met spijt in het hart zie ik hen zonder mij vertrekken. Gelukkig bleek het een valse start te
zijn, want ’s avonds zie hen al
terugkeren.

0 Comments

van 06 tot 11/09/1914

17/9/2014

0 Comments

 
6 september

Omdat onze operatie geen nut meer had, vertrekken we van Beveren-Waas naar Wilrijk. Deze keer steken we de Schelde over op een brug op boten in Burcht. Mijn voeten doen pijn.

In Wilrijk ben ik behoorlijk gehuisvest en gevoed in het hotel Sint-Antonius. Ik smaak het immense genoegen een brief te ontvangen van mijn teergeliefden Mélanie en Augustake. Het zijn zalige momenten wanneer we nieuws vernemen van onze geliefde familie. Tot deze vermaledijde oorlog uitbrak, besefte ik niet dat een simpel blad papier zo een groot genoegen kon schenken.

7,8 & 9 september

Zowel de 7de, de 8ste als de 9de blijven we in Wilrijk. Niets bijzonders te melden. De 7de krijg ik echter via een omweg nieuws van mijn familie.

10 september

In de nacht van de 9de op de 10de verlaten we om kwart na middernacht Wilrijk en begeven we ons naar Rumst. Wij blijven heel de dag in het dorp en we eten bij juwelenmakers: soep bij de ene, aardappelen met rodekool en spek bij een tweede en koffie bij een derde. Eigenaardig genoeg hangen bij al die brave mensen portretten van de Duitse en Oostenrijkse keizerlijke families aan de muur. ’s Avonds logeer ik bij een schipper.

Om 5 uur in de ochtend vertrekken we en trekken door Duffel, Sint-Katelijne-Waver, Onze-Lieve-Vrouw-Waver, Putte en bivakkeren nadien gans de dag in een sparrenbos in Putte-Schriek.

Om 17 uur vertrekken we naar Tremelo. We horen voortdurend kanongebulder. In Tremelo hebben de vandalen lelijk huisgehouden. Alle huizen zijn afgebrand. Er blijven hooguit 5 huizen rechtop staan. Niets werd ontzien, noch kasteel, noch krotwoning. Overal ziet men zwartgeblakerde muren. Hier staan de vier muren nog recht, wat verder enkel de schouw. Men vraagt zich af welk wonder ze in evenwicht houdt. Aangezien er geen huizen beschikbaar zijn bivakkeren onze troepen dus in de sparrenbossen. Ik vind toch een huis waarvan enkel een deel van het dak afgebrand is. De rest van het huis is aan de ramp ontsnapt. We vergaan van honger en dorst. Gelukkig is hier een pomp met water van excellente kwaliteit. Om onze honger te stillen eten we soldatenbeschuiten en appels. Ik logeer samen met de vaandeldrager op de zolder op de vloer, want er was kilometers in de ronde nergens nog stro te vinden, het was allemaal in vlammen opgegaan. De aalmoezenie heeft onderdak gevonden in een gewelfde kelder in de ruïnes van het kasteel.

Overal langs de weg komen we vluchtelingen uit Wijgmaal tegen. Het weer is dreigend, we vrezen een onweer deze nacht. Ik beklaag onze soldaten.

11 september

Gelukkig is het onweer overgetrokken, en is er ’s nachts geen regen gevallen. (Als avondmaal heb ik op as gebakken aardappelen). Het is 11 september. We doorkruisen Tremelo, waar later de verdediging van de Laak georganiseerd wordt. Werchter is gedeeltelijk vernield door de bombardementen. Een weide in de buurt van Wakkerzeel is de positie waar verzameld wordt. Wij worden er getrakteerd op een stortbui die tot ’s avonds duurt. Wanneer we op een tiental minuten daar vandaan een tiental huizen tegenkomen die niet afgebrand zijn, ga ik naar binnen om te schuilen. Het valt op dat het huis dat ik gekozen heb als schuilplaats inderhaast verlaten werd. Als ik in de voorkamer een wieg zie staan waarbij een pop op de grond ligt, gaan mijn  gedachten naar mijn klein meisje, en de tranen komen me in de ogen. Die pop is  misschien de enige schat van dit onbekende kind. Ik neem het vast besluit om, eens de oorlog voorbij, naar deze woonst terug te keren om aan die baby een andere pop te geven, als aandenken aan het onderdak dat ik dit armoedige krot heb gevonden. Met dit idee in het hoofd zoek ik herkenningspunten om later de weg terug te vinden. Bij mijn zoektocht vind ik een kaart geadresseerd aan een Van der Eynken. Wellicht is dat de naam van de bewoner. Op goed geluk schrijf ik hem op.

Bij het vallen van de avond trek ik met mijn bataljon naar de voorposten, waarbij we onderweg getrakteerd worden op de muziek van kogels. Ik logeer bij een arme boer die me niets anders dan rijstpap te eten kan geven. Alle officieren van het bataljon, ook majoor Vander Ghinst komen er van eten. Op de deur van het huis hebben de Pruisen geschreven: “Gute brave leute-bons
  gens”, op dat ernaast:”dieses haus zu
schönn”.


Ik slaap op stro met de aalmoezenier priester de
Ribaucourt.

0 Comments

van 31/08 tot 05/09/1914

16/9/2014

0 Comments

 
31 augustus

De eenendertigste ga ik logeren in de villa van mevrouw Thijs samen met de kolonel (kommandant 1ste kar.: kolonel Pety de Thozée), de commandant adjudant-majoor van het regiment (kommandant Letenre)en de vaandeldrager (luitenant Dewaele). Ik verblijf er in een comfortabele kamer en heb het onnoemelijke plezier om een bad te kunnen nemen. Hoe zalig na die zweterige maand!

Ik begeef me naar de infirmerie die mevrouw Thijs in haar kasteel heeft ingericht heeft en waar zij zelf de dienst uitmaakt, samen met de twee usters de Bosschere, Collard en Tina (?).

Van 1 tot 4 september

Het regiment ligt in de loopgrachten. Gelukkig is het weer goed. Ik blijf me bezighouden in mijn infirmerie. In de nacht van de 2de op de 3de worden gewekt door
geweer- en kanonvuur. We springen meteen uit bed en stellen vast dat er een
zeppelin passeert. Het is daarop dat de mannen schieten.

De 4de ontvang ik een brief gedateerd op de  27ste van mijn echtgenote en mijn kleine Mienken.

5 september

Onder een stralende zon verlaten we Brasschaat richting Beveren-Waas. Daarvoor doorkruisen we gans de stad Antwerpen, die we bereiken langs Deurne. Veel volk op ons parcours dat loopt via de Carnotstraat, het Gemeenteplein, de Sint-Jacobsmarkt, de Grote Markt en de Suikerrui.

Er hangen nogal wat vlaggen, maar de menigte is niet enthousiast, alhoewel er toch redelijk wat fruit, sigaren, sigaretten, chocolade en bier aan de soldaten uitgedeeld worden. We steken de Schelde over bij een brug die aangelegd werd bij de aanlegsteigers van de veerboten. Deze brengen telkens een heel bataljon naar de andere oever bij ieders overtocht. We krijgen hier een staaltje te zien van het getreuzel bij de hoge gezagsdragers. Het 3de bataljon van mijn regiment was reeds ingescheept en de boot was vertrekkensklaar, wanneer het bevel kwam dat zij via de brug moesten oversteken en dat het 2de bataljon hun plaats moest innemen. Absoluut onnodige beslissing en tijdverlies.

De brug werd op boten aangelegd door de genie. Daartoe heeft men alle beschikbare lichters op de Schelde naast elkaar vastgelegd. De brug werd ook van een leuning voorzien. Op sommige plaatsen staan er geniesoldaten, die bij mogelijke ongelukken kunnen ingrijpen.

Bij de doortocht van Antwerpen krijg ik nieuws van mijn broer Jules, die aan de Schijnpoort van Antwerpen dienst doet. In Antwerpen verblijf ik bij brave arbeiders en ik ben er zeer goed ontvangen. Ik krijg een brief van mijn moeder.

0 Comments

van 27 tot 30/08/1914

14/9/2014

0 Comments

 
27 augustus

In Kontich verneem ik dat de karabiniers, men veronderstelt dat het om het 1ste regiment gaat, in Reet is. Ik ga er naartoe door een forse regenbui. Ik vind er het 2de
karabiniers, maar men licht me in dat het 1ste in Rumst is, waar ik het eindelijk
terugvind.

Rond twee uur in de namiddag verlaat het regiment deze gemeente om zich naar Reet te begeven, waar we kantonneren. Het weer verbetert ’s namiddags.

Bij de gevechten van Schiplaken-Hofstade hebben we 139 man verloren, waarvan 10 gesneuvelde officieren en 3 gekwetste.

Ik ontvang een brief van mijn zuster.

28 augustus

We brengen de ganse dag in Reet door. Het is opnieuw mooi weer, en in de verte horen we kanongebulder. Het bombardement van Mechelen wordt hernomen. Dat is één van de gewoontes van de verwoestende vijand die we bevechten. Iedere keer dat ze in de toekomst door het Belgische leger zullen lastig gevallen worden, zullen ze Mechelen bombarderen of een andere open stad. Respect van de mensenrechten!!!

Het is hier in Reet dat ik een kaartje van Hector ontvang en een brief van mijn moeder gedateerd op de 25ste  Ik verneem in het postkantoor dat de briefwisseling morgen naar Brussel vertrekt, waarna ik me haast om een brief te schrijven naar mijn liefste Mélanie en mijn kleine liefste Augustake. Het is al zo lang geleden dat ik ze nog heb gezien. Ze zullen zonder twijfel nog vernemen dat we onder vuur hebben gelegen, en aangezien ze geen nieuws van mij gekregen hebben, gaan ze zich misschien inbeelden dat ik één van de vermisten ben. Hoe zou ik hen toch willen kunnen geruststellen!

29 augustus

Het weer blijft mooi, en we kantonneren nog steeds in Reet. Het is een goede rustdag die we erg nodig hadden.

30 augustus


In de vroege ochtend verlaten we Reet en kantonneren in
Brasschaat dorp. We gaan rond Antwerpen om er naartoe te
gaan.

0 Comments

van 24 tot 26/08/1914

12/9/2014

0 Comments

 
24 augustus

 In de namiddag verlaten we Oude-God en begeven ons met mijn bataljon naar de voorposten in Bonheiden. De rest van het regiment blijft in Mechelen. Om onze positie te bereiken zijn we via de buitenboulevards van die stad gegaan. Bij die mars ontmoet ik mijnheer en juffrouw Descamps. Die laatste vergezelt mij tot aan het Ragensplein (nvdr: waarschijnlijk het Raghenoplein). Het is al volop donker wanneer we rond 9u30 in Bonheiden aankomen. We verblijven er in een leegstaand huis.

25 augustus

We bevinden ons nog steeds op de voorposten. Wij ontbijten bij een cabaretier, genaamd Verstraeten. Ik schrijf zijn naam op om hem niet te vergeten, want eens er vrede komt, moeten er rekeningen vereffend worden. Die persoon durfde het aan om zeventig centiemen te vragen voor twee eieren en een boterham. Ik maakte er hem opmerkzaam op dat dat overdreven was. Na die bemerking werd hij zo grof dat ik hem liet arresteren door de rijkswacht. Omdat ik hem onze soldaten niet liet bestelen, permitteerde een van zijn zonen zich te zeggen: “de Duitshe zijn beter mannen als gij.”. Na die moedige daad haastte hij zich zich te verschuilen in een van de kelders van het
huis.

In de vroege ochtend horen we kanongebulder uit de omgeving van Hofstade, en we maken ook een bombardement van de Sint-Romboutstoren in Mechelen mee.
Het is de specialiteit of beter gezegd één van de specialiteiten van de Duitsers om open steden te bombarderen. Zij bewijzen alle eer aan hun handtekeningen onder de Conventie van het Rode Kruis van Geneve, zoals ook die welke de eeuwigdurende neutraliteit van België mede ondertekenden.

Wij vernemen dat de vijand in Hofstade teruggedrongen werd. Op de middag verlaten we Bonheiden en begeven ons naar Schiplaken om aan de gevechten deel te nemen.
Om de ons aangewezen positie in te nemen, komen we langs een kasteel in het midden van de bossen, en het is daar dat we voor het eerst kogels rond onze oren horen fluiten. Hier krijg ik dus mijn vuurdoop. Tragisch moment! Want omdat we ons midden in het bos bevinden weten we niet waar die zwerm bijen vandaan komt. We zoeken zo goed mogelijk beschutting, maar het bos is zo danig dicht begroeid dat we ons bataljon kwijtraken. Tien minuten nadien zie ik de compagnie Déom en een peloton van de compagnie Gaillard naar ons terugkeren. Zij hadden ook contact verloren met de twee andere compagnies. Ik vergezel hen en al gauw bereiken we de plaats die we moesten bezetten. Een orkaan van ijzer vliegt hier voorbij. Gedurende meer dan een uur blijven we in een bos van kleine sparren liggen. Het regent er schrapnels en kogels. Het lawaai is oorverdovend. Uiteindelijk verliezen de grenadiers die zich rechts van ons bevonden terrein en vluchten naar achter, waarbij ze de karabiniers van hogervernoemde compagnies meesleuren. Ik slaag erin de grenadiers terug samen te brengen aan de rand van het bos, en hen terug over te dragen aan een van hun officieren. Een beetje verder houd ik de karabiniers tegen en stuur hen terug  naar het bos. Op dat moment stel ik vast dat mijn rechtermouw doorboord is,  waarschijnlijk van een schrapnelinslag. Ik verzorg een tiental gekwetsten. Al vlug bevind ik me opnieuw alleen in het bos. De avond valt en ik kan me niet meer oriënteren.
Iets later hoor ik niet ver van mij Frans spreken. Ik begeef me in die richting, terwijl er nog steeds geschoten wordt, en val op de vooruitgeschoven post van het 2de karabiniers. Met hen plooi ik terug op de voorwacht van de compagnie, en breng de nacht door in een leegstaand huis.

26 augustus

Reveille om 2u30 en om 3u30 vervoeg ik mijn regiment in de kerk van Schiplaken, op slechts vijf minuten van de plaats waar ik overnacht heb. Op die korte tocht zag ik een half dozijn dode of gewonde paarden. Ik ga met mijn regiment opnieuw de bossen in, om, samen met alle andere regimenten, een algemene aanval uit te voeren op de Duitse stellingen. We zijn nog maar pas in actie gekomen wanneer de gekwetsten reeds toestromen. Ik installeer een voorlopige hulppost in de nonnenschool tegen de kerk. Er zijn vijf grote zalen ingericht. Ik liet er een srtobed zetten, en elf draagberries gemaakt van sparren. Het is mijn vroegere ordonnans Kloeck die zich van die taak kwijt en dat zeer goed doet.

De eerste gewonde die ik op mijn post krijg is een Duitse dragonder. Hij werd door een schot getroffen, dat gans zijn buik doorboorde. Al vlug ligt mijn hospitaal vol gewonde Belgen.Onder hen veel officieren: mjoor Dejaiffe, 2de cav., commandant Bremer, 2de cav., commandant de Hennin, (lt de Hennin de Villiers, gr of lt de Hennin de Boussu-Walcourt, gr), commandant Donies, gr, onderluitenant Rolin, art./19debrigade. Ik laat ook meerdere huizen in de buurt inrichten om gekwetsten in op te vangen. Het geluid van het geschut komt nader, en ik zie dat onze troepen zich terugplooien. Kort daarna verschansen de karabiniers zich in een gracht dicht bij mijn hospitaal, waar op de binnenplaats en op het dak ervan schrapnels vallen. Terwijl de karabiniers blijven vuren, heeft een peloton grenadiers het gemunt op een perelaar achter een huis aan de andere kant van de straat. Die vijand is niet gevaarlijk. In het slechtste geval kan men een peer op het hoofd krijgen!

Omdat ik zie dat onze troepen zich terugtrekken, laat ik alle gewonden die nog kunnen stappen vertrekken, in de richting van Mechelen. Ik laat alle voertuigen in de omgeving terugkeren: een vrachtwagen, een ezelkar en kruiwagens, waarmee we degenen die niet kunnen lopen kunnen evacueren uit degevechtszone. Ik begeef me door het veld, in het midden van het gefluit van kogels, naar de karabiniers die ik in de verte ontwaar. Bij de oversteekplaats vind ik enkele van onze gewonden op hun karren terug, en haast me hen naar de andere kant van de Leuvense vaart te laten overbrengen.

Overal langs de weg vinden we ransels en wapens, weggeworpen door vluchtende soldaten. Van twee ransels maak ik twee kniptangen los, die ik later aan het regiment overmaak.

Ik verneem daar dat het verzamelpunt zich bij de spoorwegbrug bevindt, waar ik me onmiddellijk naartoe begeef. Daar vind ik de regimentsvlag, de vaandrig en een dertigtal karabiniers terug. Ternauwernood aangekomen, komt een artilleriebatterij zich daar installeren en de commandant raadt ons aan die plaats te verlaten, omdat hun vuur niet zal nalaten vijandelijke projectielen naar die plaats te schieten. Wij volgen zijn raad op en steken het kanaal over bij een oude sluis waar onze genie een brug hebben gebouwd. We begeven ons langsheen het kanaal naar Mechelen. Onderweg horen we een schot en mensen uit de buurt komen ons vertellen dat er zich vijandelijke soldaten voor ons bevinden. Onmiddellijk schaart iedereen zich rond de vlag, de wapens worden geladen en mannen worden als verkenner voorop gestuurd. Gelukkig is het vals alarm en bereiken we de brug aan de Brusselsepoort, waarnaast de genie nog twee andere ruggen heeft aangelegd. We wachten daar op de doortocht van ons regiment. Wij zien artillerie en linieregimenten langskomen. Op een bepaald ogenblik proberen de Duitsers met hun projectielen de brug te bereiken. Een ervan valt vlak bij één van de bruggen neer. Paniek breekt uit bij de troepen die op hun beurt wachten om over te steken. Vele mannen springen in het kanaal om het al zwemmend over te steken, waarna vele anderen hun voorbeeld volgen.

Op een bepaald moment verneem ik dat mijn regiment dezelfde brug als wij overgestoken is en dat het zich op de steenweg naar Leuven bevindt. Om het te vervoegen doorkruisen we de stad Mechelen, waar we de effecten van het eerste bombardement zien.

De inwoners die daags voordien gevlucht waren, waren praktisch allemaal teruggekeerd. In de Consciencestraat dragen vele huizen de sporen van schrapnelschroot, onder andere deze van Van Gehuchten en van bakker Vindevogels. Het huis waarin het plaatsbureau (bureau de place) gevestigd is, is ook erg beschadigd, net zoals een groot aantal huizen op de Bruul. Bij de grote Markt is
de trapgevel van één van de historische huizen achter de beiaard deels weggeschoten. De Sint-Romboutstoren is meermaals geraakt, maar de stenen zijn nauwelijks beschadigd. De gevel die op de Grote Markt uitgeeft werd beschadigd op een hoogte van anderhalve meter. Een half dozijn projectielen zijn het dak binnengedrongen. De katholieke kring is vernield, en alle ruiten van de omliggende huizen zijn versplinterd. In de Sint-Katharinastraat en de Heembeemdstraat zijn ook meerdere huizen deels
vernield.

Bij het oversteken van de Grote Markt ontmoet ik Lamborelle en ik praat wat tegen hem. We nemen de baan naar Walem waar we al snel voorbijgestoken worden door de artillerie van de 19de gemengde brigade. Van hen vernemen we dat de brigade in Kontich verblijft. Men zegt ons ook dat ons regiment ons voorafgaat. We begeven ons op
weg om het in te halen. Bij de eerste huizen van Kontich is er nog steeds geen
spoor van het regiment in de straten. Ik houd halt om er te
overnachten.

0 Comments

van 20 tot 23/08/1914

10/9/2014

0 Comments

 
20 augustus

Om middernacht worden we gewekt en we krijgen bevel onmiddellijk naar onze Antwerpse positie te trekken. Om een uur zetten we ons in beweging. Wanneer we Hombeek en Heffen passeren, zien we in de velden grote vlammen. Het zijn onze vliegtuigen, die in brand gestoken worden opdat ze geen dienst zouden kunnen doen voor de indringers. Om zes uur komen we uit op het kanaal van Willebroek. Met verbijstering stel ik vast dat alle huizen op de westeroever van het kanaal afgebroken zijn. Ik begeef me naar Félicien en vind er Manon met Hector. Na hen snel enkele nieuwtjes te hebben gegeven, dring ik erop aan om zonder verwijl naar Brussel te vertrekken, wat ze me ook beloven. Later heb ik vernomen dat hen dat niet gelukt is. Om 7u komen we aan in Boom. De geweren worden in rotten gezet en een minuut nadien slapen alle soldaten, uitgestrekt op de kasseien.

Tegen de middag zijn de kantonnementen klaar, en wordt ik ingekwartierd bij apotheker Gaston Lomst. Daar vernemen we dat de Duitsers Brussel binnengetrokken zijn.

21 augustus

Reveille om 4 ½ u. Wanner ik me om 5u aan het venster bevindt, zie ik een processie passeren. Veel mensen, mannen, vrouwen en kinderen omringen het beeld van de Heilige Maagd, dat door de straten gedragen wordt. Allen bidden luidop voor succes voor ons leger en de redding van België. Milde naïviteit! Dezelfde god en dezelfde maagd die ze aanroepen, zijn dat ook voor onze vijanden. Op de gesp van hun gordels staan de woorden “Gott mit ûns”.De slachtoffers en de moordenaars bidden tot dezelfde godheid. Aan wie zal die de voorkeur geven?

We verlaten Boom en komen om 13u aan in Oude-God, waar we kantonneren. Hier krijgen we een beeld van de totale ravage. Huizen afgebroken, bomen omgehakt. Gedurende ons verblijf in Oude-God bleef men huizen opblazen.
Dit alles om het schootsveld van het geschut uit de forten vrij te maken. De zon straalt nog altijd in volle glorie. Het is uitzonderlijk dat we een dergelijke maand augustus meemaken. Wat hadden we een prachtige vakantie kunnen doorbrengen! Denken we daar maar niet meer aan.

22 augustus

Wij blijven gans de dag in Oude-God. Tegen de middag breekt er een geweldig onweer uit, dat tegen 14 uur weer plaats maakt voor de zon. ’s Avonds zien we  en Frans vliegtuig. Er is  en sluitingsbevel van de herbergen afgekondigd. Ze zijn slechts open van 12 tot 14 en van 18 tot 20u. Om 21 uur moet iedereen slapen zijn.

23 augustus

Het regent wanneer we ’s morgens opstaan. Tegen de middag klaart het weer uit. We blijven de ganse dag in Oude-God, waar we af en toe explosies horen. Men blijft nog altijd huizen opblazen. Ik ontvang een brief van mijn echtgenote en van mijn moeder, allebei gedateerd op 16 augustus. Een gelukkig moment wanner we nieuws vernemen van degenen die ons dierbaar zijn, degenen die we twintig dagen geleden achterlieten, en die we misschien slechts over vele maanden zullen terugzien.
Liefste vrouw en liefste meisje en liefste moeder, met welk geluk zal ik jullie omarmen.

Sedert de twintigste hebben geen nieuws meer over de toestand in
het land. De Brusselse kranten verschijnen niet meer, wat gewordt er van België?
Angstwekkende fraag waar niemand het antwoord op kan geven. We zijn nauwelijks
enkele minuten bij iemand weggegaan, wanneer we bij een volgende ontmoeting
beginnen met de vraag: “Geen nieuws?”, er van uitgaand dat op zo’n korte tijd
nieuws uit de lucht is komen vallen.

0 Comments

18 & 19/08/1914

9/9/2014

0 Comments

 
18 augustus

Reveille om 3u30, het weer blijft mooi, en we nemen opnieuw onze posities in op de voorposten. Om 7u30 schieten onze troepen op een Duitse tweedekker. Rond 9u horen we kanonnen oostwaarts. Tegen 14u wordt het kanonvuur intens. We zien grote rookpluimen opduiken in het oosten, richting Ramillies. De branden werden aangestoken door de Pruisen. Op dit ogenblik moet er ook gevochten worden in Tienen.
Omstreeks vier uur in de namiddag verlaten we Longueville. Ik vernam er nieuws van mijn kameraad Hermont. Gevangen genomen door de Duitsers, na de vlucht van zijn regiment, dat verrast werd door vijandige mittrailleurs, wist hij te ontsnappen en was hij naar juffrouw Libert gekomen, waar hij een beetje uitgerust had.
Tegen de avond bereiken we Archennes, waar we gesommeerd worden
onmiddellijk voort te maken op onze weg naar Kortenberg. Om de soldaten toe te
laten zich te ontdoen van hun ransel, vorderen we een kar op, geladen met stro, die zich op straat bevindt. Rond 9 uur is de kar eindelijk klaar en kunnen we vertrekken. Mijn voeten waren verhit, ik zet er me ook op. Op een kilometer van Everberg raken we in een gracht. Bij de poging de kar eruit te halen, breekt een wiel. Op honderd meter daar vandaan vinden we een andere kar, van de artillerie. Ze wachtte op versterking van paarden om ze over een steile helling te trekken, waar ze zich voor bevond. Omdat onze paarden nu beschikbaar waren, spannen we ze in, maar door een verkeerd manoeuvre belandt deze kar ook in de gracht. Bij het uittrekken ondergaat ze hetzelfde lot.
Ik zet mijn weg bijgevolg te voet verder en kom in Everberg aan om 3 uur in de morgen. Ik vind er mijn bataljon terug, dat er gekantonneerd is. De mannen waren te vermoeid om naar Kortenberg te gaan, dat nochtans maar ¾ mijl daar vandaan is. We nemen onze intrek in het kasteel van de heer Pauwels.

19 augustus

De zon straalt nog steeds. Wij staan op om 10u, na een nacht met twee op een strozak geslapen te hebben. ’s Middags zetten we koers naar Steenokkerzeel, waar we in het veld ons kamp opslaan. Wanneer we de steenweg van Brussel naar Leuven kruisen, komen we massa’s vluchtelingen uit Leuven en omgeving tegen, op weg naar de hoofdstad. Wat is deze trieste stoet toch indrukwekkend, en hoe dikwijls gaan we dit schouwspel nog te zien krijgen. In hun haast om te vluchten voor de bezetter, hebben ze in de meeste gevallen niets anders kunnen meenemen dan regenschermen, hoedendozen (oh, vrouwelijke koketterie), en een vogelkooi… Anderen met kruiwagens of karretjes, die een ouderling meevoeren die ziek is of invalide. Nog anderen duwen een kinderwagen voort, waar ze bovenop het kind, matrassen en kleren geladen hebben. Omdat de avond valt, ziet men ze overal langs de weg halt houden en zich klaar maken om de nacht in openlucht door te brengen. Wat een droefenis gaat hiervan uit! Dat is een zijde van de oorlog waar we niet aan gedacht hadden, en het is dan nog de meest penibele van allemaal. Op zulke momenten denkt men aan zijn eigen familie, men vraagt zich ongerust af wat er van hen zal geworden, en met pijn in het hart trekt men kilometers malend voort naar het onbekende.

Rond 16u krijgen we bevel op te trekken naar Zemst, waar we om 21u in het donker aankomen.

Het is de terugtocht. We marcheren met gekromde rug. Waar zijn de eerdere gezangen van onze troepen? Wat een ommezwaai op drie dagen tijd! Een  indrukwekkende stilte hangt over deze mensenmassa, die maar al te goed weet dat
elke stap die we zetten, een meter is die we aan de vijand weggeven.

In Zemst vernemen we dat de Pruisen Leuven zijn binnen getrokken en dat ze optrekken naar Brussel.

Liefste vrouw en liefste Augustake, ik weet dat ik volledig van jullie zal gescheiden zijn, want zij zullen alle relaties tussen de hoofdstad en de rest van het land verbieden. Wat een miserie!!

Ik logeer bij een slager. Na gegeten te hebben, middagmaal en avondmaal tegelijkertijd, want we eten slechts twee maal per dag meer, ’s  morgens en ’s avonds, ga ik slapen. Het is rond
22u30.

0 Comments

16 & 17/08/1914

5/9/2014

0 Comments

 
16 augustus

Deze keer is het definitief, we verlaten Nethen om op te trekken tegen de vijand. Het regiment ligt in de weiden, achter een bos in de buurt van Dion-le-Val. Tegen Longueville is er een gevecht aan de gang, maar onze losse compagnies nemen er geen deel aan.
Ik begeef me naar de voorposten in de buurt van Longueville, omdat men zegt dat er Duitse gewonden waren. Dat bleek niet het geval te zijn.
’s Avonds begeven we ons naar Dion-le-Val om er de nacht door te brengen.

17 augustus

… en de dag nadien gaan we weer naar dezelfde bosrand. Daarom verlaten we ons kantonnement om 3u in de ochtend. Tegen de middag marcheren we Longueville binnen, waar ik logeer in de Villa des Roses, bij juffrouw Libert, de zuster van advocaat Libert van Brussel.
Het is in Longueville dat ik de eerste gekwetste zie. Een Belgische Jager te paard, wiens onderbuik doorboord werd door een kogel.

De gevechten rond Longueville worden beschreven op de website van de gemeente Incourt (zie

0 Comments
<<Previous

    Archives

    November 2018
    October 2018
    September 2018
    August 2018
    July 2018
    June 2018
    May 2018
    April 2018
    March 2018
    February 2018
    January 2018
    December 2017
    November 2017
    October 2017
    September 2017
    August 2017
    July 2017
    June 2017
    May 2017
    April 2017
    March 2017
    February 2017
    January 2017
    December 2016
    November 2016
    October 2016
    September 2016
    August 2016
    July 2016
    June 2016
    May 2016
    April 2016
    March 2016
    February 2016
    January 2016
    December 2015
    November 2015
    October 2015
    September 2015
    August 2015
    July 2015
    June 2015
    May 2015
    April 2015
    March 2015
    February 2015
    January 2015
    December 2014
    November 2014
    October 2014
    September 2014

Powered by Create your own unique website with customizable templates.