Deze morgen vertelden de wachten ons dat ze gisteren om 23 uur hulpkreten hadden gehoord op zee. Bij laag tij zien we niet ver van ons een vleugel van een vliegtuig uitsteken. We zien al gauw dat het een vijandelijk toestel betreft. Er werd de ganse dag geprobeerd het te bergen, wat ons uiteindelijk gelukt is. De motoren zijn blijkbaar gezonken. Binnen enkele dagen zullen we wel terugvinden. Ondertussen zien we dat 4 Engelse schepen met artillerie bestookt worden, die ter hoogte van onze villa liggen. Nu en dan zijn we waterkolonnes tussen hen in opspatten. Deze worden veroorzaakt door de projectielen die erop worden afgeschoten. Geen enkele wordt geraakt.
’s Avonds opnieuw luchtraid op Duinkerke. Zoeklichten, kanonnade en schrapnels zoals gisteren. We horen een luchtgevecht, maar het donker laat niet toe de tegenstrevers te zien. Met tussenpozen worden er witte en rode vuurpijlen afgeschoten.
Ik kende vandaag een grot geluk. Ik ontving een brief van mijn twee teergeliefden, gedateerd op 20 februari. Ik beklaag jullie van ganser harte. Het heeft geen belang dat alles zo duur is, zo lang jullie er maar in slagen al het nodige aan te schaffen, mijn dierbare vrouw, die zo om mij bezorgd is. Wij van onze kant zwemmen in de weelde. We hebben meer geld en levensmiddelen dan we nodig hebben. Wat zou ik gelukkig zijn mijn Monsken in haar gymnastiekpakje te kunnen zien. Laat ons hopen dat het voor binnenkort zal zijn.