Ik weet, lieve vrouw, dat het voor jou prettig is om te weten hoe ik mijn tijd doorbreng op deze triestige plaatsen. Het is daarom dat ik je het ga beschrijven met het gevaar dat ik mezelf herhaal. Ik sta op om 7.30 u., rond 8 u. ga ik naar de mess om te ontbijten, en vandaar ga ik naar mijn verpleegdienst waar ik ongeveer een uur bezig ben. Vervolgens is het het bureau van de kolonel die me ontvangt om er enkele kwesties te bespreken, hetzij mondeling hetzij per telefoon. Wanneer het weer het toelaat, wat zelden gebeurt, doe ik een inspectie van mijn hulpposten in de loopgraven of de legerkampen, wat natuurlijk met de auto gebeurt. Eenmaal deze bezoeken gedaan zijn, keer ik naar mijn logement terug en houd er mij bezig tot het middagmaal dat om 13 uur doorgaat. Na het middagmaal keer ik terug naar mijn kamer en houd ik me bezig met lezen of met eender welke klus. Zaterdag ga ik naar een wetenschappelijke conferentie in de ‘Ambulance l’Océan’ in De Panne. Om 19 uur is het avondmaal, vervolgens spelen we een spelletje domino en rond 22 uur ga ik slapen. Alle dagen verlopen op dezelfde manier. Het is niet afwisselender dan dat, het getuigt zelfs van een ontmoedigende eentonigheid. En zeggen dat we pas bij het begin van de winter zitten! En dat we vóór mei of juni niet zullen kunnen rekenen op een verandering. Wanneer zal ik jullie twee teergeliefden terugzien, en wanneer zal ik jullie tegen mijn hart kunnen drukken?