Het blijft maar vriezen. Het kanaal en de rivieren liggen dicht en worden onmiddellijk herschapen in echte ijsvelden. Het is erg helder weer en de kanonnen bulderen zonder ophouden. Ik slaag er niet in mijn kamer te verwarmen. Vooral de voeten hebben het te verduren, want in mijn logement ligt er geen plankenvloer. Hopelijk treedt de dooi snel in, want er zijn al vele ongelukken gebeurd omwille van d koude. Een adjudant is op zijn post gestorven en een zeker aantal soldaten hebben bevroren voeten opgelopen. Anderzijds is het zo dat er, vermits de overstroming er niet meer is, aanvallen door de vijand te vrezen zijn. Het schijnt evenwel dat ze er ook voor vrezen, want ’s nachts breken ze het ijs.