We zijn dus voor de vierde keer op rust in De Panne. De wegen zijn merkwaardig om te zien op het ogenblik van een verandering van inkwartiering. Veel troepen en eindeloze colonnes van wagens bewegen zich in de twee richtingen. Men ziet de meest uiteenlopende zaken vervoeren. Iedereen transporteert een klein meubilair dat hij heeft kunnen samenstellen. Bij de meesten bestaat al hun hebben en houden uit een houten kader waarin enkele draden zijn gespannen. Dat alles moet een bed met een vering voorstellen. Men moet zien met welke zorg ze het omringen, en er is zeker reden toe. Het grootste aantal onder hen heeft geen bed meer gezien sinds de dag dat we met de veldtocht begonnen zijn. In alle compagnieën zijn er vele honden, en dat van alle rassen. Van een gewone straathond tot de mooiste jachthonden. De fox-terriers domineren niettemin, en de reden hiervoor is dat we hen het beste hebben gevonden tegen de ratten die ons teisteren.
Bij onze aankomst in De Panne geeft men aan allen, officieren en soldaten, een kleine handtas in de vorm van een grote portemonnee, een geschenk van de koning en de koningin. Sinds enkele dagen praat men veel over de vrede. Natuurlijk snakken we er naar en wensen het vurig. Ah! Onze families terugzien. En nochtans, indien het België niet in zijn integriteit herstelt zullen we er niet naar vragen. Onze offers mogen niet nodeloos zijn geweest. Al het bloed dat gevloeid heeft schreeuwt om wraak. Wij willen niets gemeen hebben met die horde van moordenaars en brandstichters, en indien wij niet het volledig herstel van ons land kunnen hebben, zullen we vragen om de oorlog verder te zetten en we zijn klaar om het harde leven vol van gevaren verder te zetten dat we binnenkort al negenentwintig maanden leiden.