Opstaan om 7.30 u. en om 9 u op weg met de bus naar La Grande Chartreuse. Van Grenoble naar Saint-Laurent du Pont over Voreppe heeft de weg niets interessants te bieden maar vanaf St-Laurent du Pont, dat een mooi plaatsje is, wordt het steeds interessanter. We volgen de Guiers die in een diepe en dicht beboste vallei stroomt tussen hoge rotsen. Weldra steken we de “woestijn” over die een schoonheid is. Ga deze woestijn niet vergelijken met die in Azië en Afrika waarover we leerden . Verre van onvruchtbaar te zijn is hij vanuit botanisch oogpunt van een ongewone rijkdom. Het bladerdak van de bomen is van een zacht groen zoals we dat in onze contreien niet kennen. We bereiken zo een bewonderenswaardig dal met bergen bedekt met dennenwouden, aan de voet van de hellingen van de Grand Som. In het midden daarvan bevindt zich het klooster La Grande Chartreuse op 997 meter hoogte.
Het klooster is nog altijd speciaal om te bezoeken, ook al zijn de kartuizers er niet meer en hebben ze alles wat hun interessant leek meegenomen.
Het beslaat vijf hectaren. Wij zien achtereenvolgens de binnenplaats, de publieke en de private refters, een twaalftal kapellen waar de monniken, de bisschoppen en de priesters op doorreis een mis opdroegen, een dodenkapel. De kerk is opgedeeld in twee: het voorste gedeelte voor de monniken, het andere voor de broeders. Het publiek was toegelaten in de tribunes. De bibliotheek ontdaan van boeken, de archievenzaal, de kapittelzaal waar zich alle portretten van de generale oversten bevonden, de keuken, het kerkhof waar de bewoners van het klooster zonder grafzerk begraven werden, de appartementen van de generaal-overste, een cel van een monnik, enz.
Iedere monnik, er waren er 42 in totaal plus een honderdtal broeders om hen te dienen, had zijn eigen cel die een echt huis was, netjes gescheiden van de andere. Als men binnenging kwam men eerst in een gang van ongeveer 15 meter lang die dienst deed als wandelgang. In deze gang was er een luik waardoor het voedsel werd doorgegeven. Door een deur was deze gang verbonden met een eetzaal waar in de muur een soort kansel voorzien was. Naast deze eetplaats op het gelijkvloers was er een zeer ruime slaapkamer. Boven deze plaatsen was er een zolder en onder was er een plaats waar het hout gestapeld werd en een atelier. Deze laatsten kwamen uit op een kleine tuin waar bloemen gekweekt werden.
De kartuizers leven altijd alleen, zij komen niet uit hun cel tenzij voor de mis op te dragen. Alleen de zondag aten ze samen en een half uur per week vertrokken ze allemaal samen maar in stilte.
Na geluncht te hebben in het hotel St Bruno, de naam van de stichter van de kartuizers, doorkruisten we de bossen die zeer mooi zijn. Veel mooie bloemen en veel sprinkhanen.
De terugrit is zeer schoon, zij stijgt weer langs de flanken van de Grand Som onder de bomen of langs graasweiden en bereikt het woud van de Col de Porte en daarna de col zelf. Het is het hoogste punt van de weg: 1354 m. Daarna daalt men langs mooie doorkijkjes op de omringende bergen en na de tocht door Le Sappey komt men uit op het wondermooie panorama van Grenoble, de vallei en de bergen eromheen. Gedurende de hele afdaling is het zicht magnifiek en grandioos. Om 17.30 u. waren we terug in Grenoble waar we een paar postkaarten kopen die ons de uitstap die we zojuist deden zullen blijven herinneren. We kopen ook een paar kranten die ons vertellen over de grote vooruitgang van de Geallieerden rond Amiens. We brengen de avond door op het balkon van het hotel.