Vandaag wist ik met mijn blijdschap geen blijf toen de postbode mij een kaartje bracht van mijn lieve moeder, gedateerd op 24 juli. Ik heb het gretig gelezen. Nochtans klonk ze niet erg opgewekt, maar het geluk te vernemen dat zij, zowel als de rest van de familie in goede gezondheid verkeert, doet de navrante toon toch wat verbleken. Ik heb er onmiddellijk een kopie van verstuurd naar Georges en Jules. Vooral die laatste zal heel gelukkig zijn. Nog een beetje geduld en moed liefste moeder, want de gelukkige dagen staan voor de deur, terwijl dat voor de vijand dagen van rouw zullen zijn. We staan op de vooravond om alle tranen te wreken. Dat zal gebeuren met bloed en ruïnes toegebracht door onze beulen.
Afgelopen nacht hebben de 1ste en 6de divisie de vijand aangevallen en zijn ze 1 kilometer doorgedrongen op een front van 3 kilometer, daarbij werden 150 gevangenen genomen en 13 mitrailleurs buitgemaakt. Ik durf wedden dat ze veel kadavers van moffen op het terrein hebben achtergelaten, want dat ongedierte heeft hen ook nooit gespaard. De Pruisen verklaren zelf dat ze de Belgische soldaten het meest vrezen, simpelweg omdat ze voor niets terugdeinzen.